Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 dagelijkse en vanaf 1 januari 2020 wekelijkse, maar daarna toch weer iets vakere rubriek met gedichten en gedachten daarover. Het levensmotto blijft: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links naar het volgende. Handiger zijn deze links: daarmee ga je naar de 
inhoudsopgaven van 2024-1 (A t/m K) en 2024-2 (L t/m Z), 2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z), 
2022-1 (A t/m K), 2022-2 (L t/m Z) 2021-1 (A t/m K), 2021-2 (L t/m Z), 2020-1 
(A t/m K), 2020-2 (L t/m Z), 2019, 20182017 en 2016.

Week 20 - 246-249. Bette Westera [1/3]: Lentedans

zondag 19 mei 2024

Op brekebenen danst het door de wei.
Een knotje witte wol met roze oren.
Omhoog, omlaag, naar voren en opzij.
Een knotje witte wol, vannacht geboren.

De moeder ligt er grijs geworden bij.
Nog even en dan wordt ze weer geschoren. 
Op brekebenen danst het door de wei.
Een knotje witte wol met roze oren.

De akkers worden wakker, in de klei
boetseren oude ploegen nieuwe boren.
Nog even en dan wuift hier weer het koren.
Wie vindt dit jaar het eerste kievietsei?
Een knotje witte wol met roze oren!

2024


Dat ik een bewonderaar ben van het werk van dichter Bette Westera, zal lezers van deze rubriek wel duidelijk zijn. (Zie onder meer hier.)  Er liggen twee nieuwe(re) boeken van haar hand hier op tafel. Het eerste heet Dichter bij de seizoenen, waarvoor Henriette Boerendans de illustraties maakte. Samen maakten ze al twee prentenboeken: Aap Beer Zebra en Ik wil een wiegje worden, zei de wilg








Het achterplat over
Dichter bij de seizoenen:
Beleef een jaar in de natuur in vogelvlucht, met voor elk seizoen en elke maand een passend gedicht. Extra bijzonder is dat alle gedichten in een andere versvorm geschreven zijn Zo ontdek je in mei een spicht waarin een specht een gat in de boom hakketakt, in oktober een rondolet waarin een egel een veilig bedje van blad maakt en in januari een sonnet waarin eenden kwakend in wakken baden gaan.






Waarom gekozen is voor steeds een andere versvorm, maakt de uitgave niet duidelijk, maar jongere lezers gaan voor de inhoud en ondervinden geen hinder van de vorm; ouderen kunnen hun poëtische kennis verbreden aangezien Westera de verschillende versvormen achterin het boek uitvoerig uitlegt: van het acrostichon tot het elftal en van het ollekebolleke tot het stapelvers

Gehakketak

In de bossen
klinkt het kloppen
van de grote
bonte specht,

die een gat gaat
hakketakken
waarin zij haar
eitjes legt.


En inderdaad het al genoemde rondolet, sonnet en, met Gehakketak, de spicht. [*]

Bleekblauw bloesemblad
dwarrelt door de lentelucht
en kietelt de klei


Dichter bij de seizoenen begint in de lente. Met de maartse Lentedans van vandaag – een rondeel – en met, nog dáárvoor in het boek, deze haiku. Westera: Bijna alle Japanse haiku gaan over de natuur. Over bloemen en bomen, vogels en vlinders, rivieren en beken. In Japanse dichtbundels worden haiku ingedeeld naar de seizoenen. Daarom begint in dit boek elk seizoen met een haiku

Los van de versvorm zal zo’n haiku eerder volwassenen dan kinderen aanspreken. Dat geldt ook voor sommige van de andere gedichten, zoals het onderstaande sonnet.  

Bevroren knoppen

Het is alweer een weekje warm geweest.
De eenden baden kwakend in de wakken.
Er bungelen, nog klein en wat bedeesd,
al elzenkatjes aan de kale takken.

Gezanten van de lente, wat een feest!
De ganzen gaan er vreugdevol van gakken.
Degenen die hier bleven nog het meest.
De winterkilte kreeg hen niet te pakken.

De lente lonkt en lijkt niet meer te stoppen.
Maar koning winter is nog niet vertrokken.
De vrieskou is nog lang niet uit de lucht.

De appelbomen barsten van de knoppen,
die zich nog niet naar buiten laten lokken.
Bevroren knoppen dragen zelden vrucht.


Morgen meer van Bette Westera.


[*]
Om het poëziegeheugen even op te frissen:

Acrostichon: de beginletters van de regels vormen samen een naam.
Elf: per strofe 11 woorden; steeds 5 regels met een vast aantal woorden: 1,2,3,4 en weer 1.
Elftal: 3 terzinen, gevolgd door een distichon. De wending komt pas bij het distichon.
Haiku: 3 regels van respectievelijk 5, 7 en 5 lettergrepen.
Kwatrijn: vierregelig gedicht, oorspronkelijk met rijmschema a-a-b-a. 
Ollekebolleke: twee kwatrijnen in dactyli (driekwartmaat). Regel 4 en 8 rijmen; regel 6 één woord.
Pantoum: 4 tot 6 kwatrijnen, waarbij steeds twee regels uit de voorafgaande strofe zich herhalen.
Rondeel: 3 strofen van respectievelijk 4, 4 en 5 regels waarbij regel 2, 8 en 13 identiek zijn. 
Rondolet: 7 regels, waarvan regel 1, 3 en 7 identiek zijn.
Sonnet: 2 kwatrijnen en 2 terzinen. Essentieel: ritme, rijm en wending (na de kwatrijnen).
Spicht: 2 kwatrijnen met vast metrum (trochee); regels 4 en 8 rijmen en regel 6 is één woord.
Stapelvers: begint met één woord en daar komen per regel woorden bij.
Tanka: voorloper haiku; bestaat uit terzine (de haiku) gevolgd door distichon (van 2x7 lettergrepen).

Archief 2024