Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 dagelijkse en vanaf 1 januari 2020 wekelijkse, maar daarna toch weer iets vakere rubriek met gedichten en gedachten daarover. Het levensmotto blijft: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links naar het volgende. Handiger zijn deze links: daarmee ga je naar de 
inhoudsopgaven van 2024-1 (A t/m K) en 2024-2 (L t/m Z), 2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z), 
2022-1 (A t/m K), 2022-2 (L t/m Z) 2021-1 (A t/m K), 2021-2 (L t/m Z), 2020-1 
(A t/m K), 2020-2 (L t/m Z), 2019, 20182017 en 2016.

Week 17 - 202-204. Bernard Dewulf [3/5]: Zelf...

dinsdag 30 april 2024




Zelfportret (Jacob Israëls)

Ik zit nu in mijn laatste schemering
en ben nog een gerucht.
Het dunne licht is mijn herinnering.
Ik staat naar mijn verleden,
mijn verleden staart naar mij terug.

2017


Sinds januari 2017 tot aan zijn dood was Bernard Dewulf writer in residence van het Koninklijke Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen. Hij schreef vijfregelige poëtische bijlichtingen bij de verschillende, thematisch ingerichte museumzalen. Daarnaast legde hij een werkmap aan met museumverzen: eveneens vijfregelige gedichten, maar nu gewijd aan speciefieke schilderijen binnen de museumcollectie, zoals het werk van Israëls en het onderstaande, van Rik Wouters. Alle verzen zijn in 2023 geïntegreerd binnen de vaste collectie.






Strijkster (Rik Wouters)

Ik sta te strijken. En hij maar kijken.
Uren heb ik zo gestaan.
Ik moest van hem het licht onthouden
dat om mij verging.
Zelfs strijken kan zo eeuwen duren.


Hij leed aan een diepe existentiële twijfel, schrijft Charles Ducal in zijn nawoord bij de Verzamelde gedichten. Maar hij vervolgt:
Ik heb Bernard vaak gelukkig, ontspannen en zelfverzekerd gezien. Veel mensen maakten die levensnoodzakelijke muziek. Vrouw en kinderen, vrienden, stemmen uit de hem waarderende en bewonderende buitenwereld. Er viel in zijn leven genoeg voor om blij van te worden en dat werd hij dan ook, maar altijd was er wat hij noemde ‘de tuimeling’. ‘De tuimeling,’ schreef hij in een van zijn essays, ‘gebeurt na de samenkomst. De afgrond opent zich na de omhelzing. De diepte gaapt na het geluk.’ Er hoefde niets te gebeuren om hem te doen tuimelen. Het overviel hem, kwam out of the blue, uit het blauwe niets. ‘Tuimelingen in het blauwe niets’ is een van zijn meest persoonlijke en daardoor hartverscheurende essays.
De meeste gedichten van Barnard zijn ontstaan in dat ‘blauwe niets’. Daar had hij geen ander wapen om zich te verdedigen tegen het zuigen van het zinkgat in hem dan de taal, de poëzie.


Refrein

Ik kan niet lang meer in de avond kijken.
Lege schommels, lege treinen
bewegen in het donker om het huis
waarin nu andere kinderen slapen.

Er is nog niets gebeurd,
de schommels wiegen,
de treinen rijden refreinen.

Het is eenvoudig te verklaren:

er komt een dag dat men het ziet,
men kan niet lang meer in de avond kijken,
er is geen lied.

2018

Archief 2024