Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 dagelijkse en vanaf 1 januari 2020 wekelijkse, maar daarna toch weer iets vakere rubriek met gedichten en gedachten daarover. Het levensmotto blijft: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links naar het volgende. Handiger zijn deze links: daarmee ga je naar de 
inhoudsopgaven van 2024-1 (A t/m K) en 2024-2 (L t/m Z), 2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z), 
2022-1 (A t/m K), 2022-2 (L t/m Z) 2021-1 (A t/m K), 2021-2 (L t/m Z), 2020-1 
(A t/m K), 2020-2 (L t/m Z), 2019, 20182017 en 2016.

Week 13 - 147-151. Jules de Corte [6/8]: Om half acht...

vrijdag 05 april 2024

Om half acht 's morgens

[
Beluister hier.]


Om half acht ’s morgens, dan is het zover
Dan slaat zijn wekker de ratelslag
Het vaste teken om op te staan;
Hij stapt nog wat aarzelend de morgen in
Want dromen verruilen voor werkelijkheid
Is altijd toch even een moeilijk punt

Gewoontebrood met gewoontejam
Gewoontethee en gewoontekrant
Waar niks in staat dan gewoontenieuws;
En rond half negen, dan moet het wel
Dan reikt hij zijn vrouw de gewoontezoen
En haast zich op weg naar het kleurloos Nut

Soms heeft ook hij wel een zwak moment
Dan denkt hij: het leven moest leven zijn
Met wonderen erin en een warmtevuur
De vlag in de hand en de rinkelbel
De kroon op het hoofd en het feestkleed aan
En naast hem zijn lief met de druiventros

Maar dromend bouw je geen status op
Hij weet dat zaken voor het meisje gaan
Zijn handen kneden de tijd tot geld;
Zo rijgen de dagen zich een voor een
Tezamen tot jaren-van-welbesteed
Tezamen tot leven-van-nooit-geleefd

Hij doet zoals hem is voorgedaan
Hij denkt zoals hem is voorgedacht
Hij zegt zoals hem is voorgezegd;
Misschien aan het eind van de laatste dag
Dat dan hem de ogen zullen opengaan
En hem tonen hoe mooi het had kunnen zijn

1990


Jules de Corte had een zwak voor de enkeling, de naamloze, de onzichtbare, de struikelaar, de pechvogel… Met liederen over hen naderen het einde van dit eerbetoon aan Jules de Corte, honderd jaar geleden geboren en hopelijk nog lang niet vergeten. 


De enkeling

[Beluister hier.]

De enkeling stond op tegen wel honderdduizend dingen
Hij wou niet met de massamensen mee in het gareel
Hij wenste in het slavenkoor een vrije stem te zingen
Maar voordat hij het wist, had hij een schorgeschreeuwde keel

Toen hij niet meer kon zingen, stond hij op om te gaan spreken
Tot allen die hij altijd als zijn vrienden had beschouwd
Die zeiden: ‘Wat hij zegt, is nog niet eens zo gek bekeken
Maar toch voor onze oren wel een tikkeltje te boud’

Toen hij niet meer kon spreken, stond hij op om te gaan schrijven
Hij kraste het op de muren van ons meerderheidspaleis
Opdat wij ons de slaap uit onze ogen zouden wrijven
Toen sprak er een uit aller naam: ‘Veeg uit, dit is te grijs’

De enkeling staat op omdat hij zelf zijn weg wil kiezen
Hij vecht tegen het monster van de middelmatigheid
Hij zal zolang hij leeft bij voorbaat elk gevecht verliezen
En als hij eindelijk opgeeft, zegt men: ‘Zo, die zijn we kwijt’

1957
 


De man die heeft gefaald

Dit is de man die heeft gefaald 
Hij moest als straf voor zijn gezwendel 
Drie maanden achter slot en grendel 
Zo had het recht voor hem bepaald; 
En toen de zonde was geboet 
Ging hij, als ex-gedetineerde 
Maatschappelijk gereclasseerde 
Terug naar huis vol goeie moed  

Daar wij humane mensen zijn 
En krachtens allerlei rapporten 
Tobben met personeelstekorten 
Vond hij weer gauw een werkterrein; 
Hij werkte accuraat en noest 
Ze waren dan ook zeer tevreden 
Al bleef zijn frauduleus verleden 
Altijd hanteerbaar als het moest  

Ziedaar de man die heeft gefaald 
Je zou het zo op het oog niet zeggen 
Maar eens een dief of een dievegge 
En wie weet of het zich niet herhaald 
Wie misstapt, stort in het ravijn 
De goede weg is o zo'n smalle 
Maar wee wie in de handen vallen 
Van hen die nooit gestruikeld zijn 

1971


Meneer N.N.

[Beluister hier.]


Hij sjokte langs de wegen 
Op het midden van de dag 
Hij had de trieste regen 
De wind en alles tegen 
En niemand die het zag  

Hij was slechts een van dezen 
Die zwerven als de wind 
Een nietig naamloos wezen 
Dat tussen hoop en vreze 
Alleen de weg niet vindt  

Doch gij en ik, verblinden 
Wij zagen hem niet gaan 
Wij trachten slechts te vinden 
Wat het eigen harte zinde 
Zo druk was ons bestaan  

Hij zocht zijn ziel te laven
Bij alles wat hij vond
Bij slechten en bij braven
Bij meesters en bij slaven
Doch geen die hem verstond

Wij hebben het niet geweten 
Tot hij tenslotte viel 
Nog twee of driemaal eten 
Dan zijn we hem vergeten 
En God hebbe zijn ziel

1955


Liedje voor de hopelozen

[Beluister hier.]

Ik zing een liedje voor de hopelozen
Die levenslang nog nooit werden verstaan
Misschien omdat zij andere wegen kozen
Die wij met goed fatsoen niet durfden gaan;
Wij leven immers langs een vaste baan
Bezaaid met dogma's en met zekerheden
Waarmee we zijn vertrouwd van kindsaf aan
Die stammen uit een schoon en ver verleden

Misschien hebben zij vroeger ook gebeden
Misschien met zoveel meer geloof dan zij
Die het alleen op vaste uren deden
Als ging het om een alledaags karwei;
Zij wilden niet meer verder in de rij
Der vromen die, hoewel ze God belijden
Elkaar in Zijn naam dagelijks bestrijden
Ten bate van hun kerk of hun partij

Was steeds het koren van het kaf gescheiden
De mens die dorstte naar gerechtigheid
Had niet steeds dieper hoeven af te glijden
Tot in het nihilisme van zijn tijd;
Nu is hij al zijn hoop en houvast kwijt
En zoekt vergeeft naar ongeschonden rozen
En strijdt vergeefs zijn hopeloze strijd –  
Ik zing een liedje voor de hopelozen

1958

Archief 2024