Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 dagelijkse en vanaf 1 januari 2020 wekelijkse, maar daarna toch weer iets vakere rubriek met gedichten en gedachten daarover. Het levensmotto blijft: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links naar het volgende. Handiger zijn deze links: daarmee ga je naar de 
inhoudsopgaven van 2024-1 (A t/m K) en 2024-2 (L t/m Z), 2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z), 
2022-1 (A t/m K), 2022-2 (L t/m Z) 2021-1 (A t/m K), 2021-2 (L t/m Z), 2020-1 
(A t/m K), 2020-2 (L t/m Z), 2019, 20182017 en 2016.

Week 7 - 87-89. Drs. P [10/11]: Balladette

zaterdag 24 februari 2024

En ditmaal dan maar eens een nieuw geval
Van driemaal vier plus drie, en met refrein
We noemen deze versvorm baladette
Ze mag er wezen, ook al is ze klein

Geschikt voor literaire kroeg of hal
Is zij u ook terwille in de trein
Aan zee, bij tandarts en in launderette
Ze mag er wezen, ook al is ze klein

De poëzie smaakt vaak, dat weet u al
Naar houtwol, rotte vis of marsepein
Maar zij lijkt meer een lichte omelette
Ze mag er wezen, ook al is ze klein

Denkt u dat zij zich waardig tonen zal
Om mee te lopen in de estafette?
Ze mag er wezen, ook al is ze klein

2000


Voorlaatste aflevering over versvormen van of rond Drs. P. Zoals de varianten op de Franse ballade. Dus met dezelfde rijmklanken in alle strofen. Voorbeelden: de balladine, met drie strofen van vijf regels en met als slot een strofe van vier regels. Alle slotregels zijn identiek. En zoals de balladette (zie hierboven), met drie keer vier regels, gevolgd door drie regels. Rijmschema: 3x abcB, gevolgd door acB. Het metrum: vijf jamben (v -). 

Ook de sonnettine – een variant op het klassieke sonnet – is aan Drs. P toegeschreven, maar dat is ten onrechte. De naam gebruikte Herman Pieter de Boer al in 1983 voor zijn bundel Louter Streelzucht en andere sonnettines. Maar daarin waren alleen ‘echte’ sonnetten te lezen. 
Jan Boerstoel: Eind mei 1983 kwam ik via de uitgeverij in contact met het Amsterdamse reclamebureau Ted Bates. Dat plande een campagne voor het promoten van Franse wijnen uit het Bergeracgebied. De bedoeling was om een klein boekje te maken dat aan de hals van een fles gehangen kon worden. Zij dachten aan twintig nieuw te schrijven toepasselijke kroegversjes of maximaal 10 wat langere gedichten. Na enig overleg besloot ik tot het laatste. Aanvankelijk leek het (kleine) rondeel mij wel geschikt, maar nadat ik er één geschreven had, kwam ik toch tot de conclusie dat ik in die vorm te weinig kwijt kon. Vervolgens stelde ik Shakespearesonnetten voor, ook een vorm waarvan ik hield, vooral vanwege het theatrale effect van de distichon aan het eind, maar het geplande boekje bleek te klein voor veertien regels per pagina. Ten slotte besloot ik om dan maar een kwatrijn weg te laten en zo ontstond het eerste vers in de nieuwe vorm, waarvoor toen nog geen naam bestond.

Twee keer vier regels dus, gevolgd door één keer drie. Vijf rijmklanken: abba | cddc | ee.
Jan Boerstoel: Wel varieer ik met een zekere willekeur in het eindrijm, nu eens mannelijk, dan weer vrouwelijk of slepend, en in het aantal versvoeten. Ook wil ik nog wel eens enjamberen. Dat is tot op de dag van vandaag zo gebleven. Het boekje waar het allemaal voor bedoeld was kreeg (niet op mijn verzoek trouwens) de naam Poésie d’Amour.
Eind 1984 werd ik benaderd door Paul Arnoldussen, journalist van Het Parool, voor wie ik daarvóór, toen hij aan andere bladen verbonden was wel eens wat geschreven had. Hij vertelde dat Het Parool onder de naam ‘Tijd van leven’ een nieuwe bijlage voor de zaterdagkrant voorbereidde en vroeg zich af of ik daarvoor elke week een gedicht zou willen schrijven. Uiteraard wilde ik dat en al pratend over de vorm waarin herínnerde ik mij mijn Bergerac-gedichten. Vanaf december 1984 tot januari 1988 mocht ik aldus alles wat maar in mij opkwam en vooral de actualiteit elke week in die krant becommentariëren en daarnaast ging ik ook in De Tweede Ronde en andere tijdschriften ‘mijn eigen versvorm’ gebruiken. Augustus 1997 kwam het Algemeen Dagblad met het verzoek voor een wekelijkse column, wat tot september 2000, met een korte proza-onderbreking, opnieuw een hele reeks sonnettines opleverde. Inmiddels was de naam als versvorm ook een beetje van mij geworden. Sinds maart 2017 schrijf ik tweewekelijks een sonnettine in het blad Argus.
Wie en wanneer precies de naam sonnettine als versvorm aan mijn ‘uitvinding’ is gaan verbinden valt niet meer na te gaan. Ik meen, dat Drs. P daarmee begonnen is, maar wanneer en waarom kan ik hem (helaas) niet meer vragen. Overigens heeft Ivo de Wijs het nog lang over het Boerstoel-sonnet gehad. Wel heeft de naam een soort bevestiging gekregen in de negende herziene druk van Jaap Bakkers Nederlands Rijmwoordenboek uit 2008. In de afdeling Dichtgids wordt hij op pagina 69 als versvorm opgevoerd met een voorbeeldvers van mijn hand ofwel van ‘de man die de sonnettine heeft ontwikkeld en veelvuldig heeft beoefend’. Herman Pieter de Boer heb ik in de loop van de tijd diverse keren ontmoet, maar de sonnettine  is in het collegiale contact nooit ter sprake gekomen en ook hem kan ik niet meer vragen of hij ooit iets heeft geweten van het alternatieve gebruik van ‘zijn’ benaming. (Zie ook hier.)


Tenslotte het Ollekebolleke, onmiskenbaar een door Drs. P in het Nederlands geïntroduceerde versvorm. 
Drs. P: Er kwam in 1967, in New York, een boek uit van Antony E. Hecht en John Hollander, waar de versvorm Double Dactyl zich voor het eerst openbaar maakte. De titel was Jiggery Pokery en dat sloeg op twee voorschriften van de versvorm: het metrum was dactylus, tweevoetig (- v v | - v v) en het gedicht moest het liefst beginnen met een loze kreet. Vandaar dat Willard R. Espy deze creatie […] voorstelde als higgledy-piggledy.
Tot op heden zijn de fabricage-eisen in het Engels niet versoepeld voor zover ik weet. Deze luidden: regel 1 willekeurige onzin, regel 2 onderwerp, regel 3 twee dactyli, regel vier een dactylus + lettergreep, regel 5, 6 en 7 weer twee dactyli, maar regel 6 één woord en regel 8 als regel 4, tevens daarop rijmend.

Dactylus! Dactylus!
Olleke bolleke
Tweemaal vier regels die 
Rijmen aan ’t slot. 

Kreet, thema, één woord met
Zeslettergrepigheid
Moeilijk te maken maar 
Wat een genot

Drs. P: De Nederlandse versie uit 1974, het Ollekebolleke, laat de regels vrij (mits ze in totaal drie dactyli + rijmende lettergreep omvatten) en ook de zinledigheid van de beginregel afschaft. Deze regel is nu een soort motto en kan bestaan uit een citaat, een verzuchting, een spreekwoord of wat dan ook. 

Aanhef moet motto zijn
Hier komt het onderwerp
Metrum is dactylus
Lang, kort, kort – stop

Tweede couplet, waarin
Ononderbrokenheid
En de voltooiing: het
Rijm duikt nu op

Ik heb de regels nu als volgt opgetekend: 
- v v | - v v 
- v v | - v v 
- v v | - v v 
- v v | -  

- v v | - v v 
- v v | - v v 
- v v | - v v 
- v v | - 

Dat doet Drs. P niet. Hieronder de versvorm-transcriptie en daarachter, waar afwijkend, die van Drs. P .


Negentiennegentien
Was mijn geboortejaar
Eerst nog die oorlog en          Eerst nog die oorlog
Toen kreeg men mij                En toen kreeg men mij

Iedereen zei na het
Allesverwoestende
Krijgstumult: ‘Dat kan er          Krijgstumult:
Ook nog wel bij’                      ‘Dat kan er ook nog wel bij’

Archief 2024