Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 dagelijkse en vanaf 1 januari 2020 wekelijkse, maar daarna toch weer iets vakere rubriek met gedichten en gedachten daarover. Het levensmotto blijft: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links naar het volgende. Handiger zijn deze links: daarmee ga je naar de 
inhoudsopgaven van 2024-1 (A t/m K) en 2024-2 (L t/m Z), 2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z), 
2022-1 (A t/m K), 2022-2 (L t/m Z) 2021-1 (A t/m K), 2021-2 (L t/m Z), 2020-1 
(A t/m K), 2020-2 (L t/m Z), 2019, 20182017 en 2016.

Week 52 - 189. Kees Torn: Ach

maandag 25 december 2023

Vervolg van gisteren.


Een eendagsvlieg dacht: om te snikken  
Zo bedroevend is mijn lot 
Slechts een handvol ogenblikken 
Waar ik over mag beschikken 
Was ik maar een mot  

Een mot dacht: wat zijn dit voor streken?
Hiervan snap ik nou geen zak 
Over zes of zeven weken 
Is het al met mij bekeken 
Was ik maar een kakkerlak  

Een kakkerlak zei kort en bondig: 
‘Ach wat heeft het ook voor zin 
Ik vervloek mezelf hartgrondig 
Mijn bestaan is zo kortstondig  
Was ik maar een spin’

Een spin dacht: of dit jaargetijde 
Mee- of tegenvallen zal 
Allebei of geen van beide 
Straks ben ik aan gene zijde 
Was ik maar een parelkwal  

Een parelkwal riep: Mededogen! 
Ik ben nog maar net uit huis 
En lig nu al uit te drogen 
Met dat stuifzand in mijn ogen 
Was ik maar een muis’

Een muis dacht: wat een horrorstory 
Ik ben het nog lang niet zat 
Drie ben ik en potverdorie 
Nu al haast vergane glorie 
Was ik maar een muskusrat  

Een muskusrat had niets te hopen: 
‘Ik zit lelijk in het schip 
Met een jaar of vier aan stropen 
En de hongerdood ontlopen 
Was ik maar een kip’ 

Een kip verzuchtte in gedachten: 
Maak mij nu meteen maar dood 
Ik heb niets te doen dan wachten 
Op het plukken en het slachten 
Was ik maar een duizendpoot  

Een duizendpoot dacht: dit is balen 
Want ik kan in theorie 
Maximaal de zeven halen  
Maar dan niet op mijn sandalen 
Was ik maar een kolibrie  

Een kolibrie dacht: krijg de kleren 
Alles is voor niets, helaas 
Amper ben je uit de veren  
Stopt het in de kortste keren 
Was ik maar een haas  

Een haas zat even uit te blazen 
Zoals hazen kunnen doen 
Hij dacht: waarom zijn het hazen 
Waarop jagers altijd azen? 
Was ik maar een kerstkalkoen  

Een kerstkalkoen dacht: kerstkalkoenen 
Met de kerst zijn wij de klos 
Ieder jaar zijn wij miljoenen 
Offers in de slachtseizoenen 
Was ik maar een vos  

Een vos zat met de vraag te stoeien 
Wat de zin des levens is 
Hij dacht: dit is tijd verknoeien 
Wat zou ik mij nog vermoeien 
Was ik maar een hagedis  

Een hagedis dacht ontevreden: 
Had ik maar wat extra tijd 
Om aan al mijn werkzaamheden 
En mijn hobby's te besteden 
Was ik maar een geit  

Een geit, die baalde als een stekker 
Dacht: ik mag bepaald niet lang 
Lekker bokken en me lekker 
Overgeven aan gemekker  
Was ik maar een ratelslang  

Een ratelslang dacht: ik ga dutten 
En blijf liggen waar ik lig 
Ik zou best mijn tijd benuttten 
Als ik meer had. Of verkutten 
Was ik maar een big   

Een big sprak tot een hele horde 
Biggen: ‘Sterven is geen punt 
Dat vind ik op zich in orde 
Maar zo jeugdig?’ En hij knorde:
Was ik maar een weiderund

Een weiderund dacht: vol vertrouwen
Ben ik toch niet elke keer 
Bij de vraag opnieuw herkauwen 
Hoe het leven te beschouwen 
Was ik maar een beer  

Een beer dacht: om mij uit te sloven 
Voor, naar boven afgerond 
Dertig jaar, daar sta ik boven 
Zo iets wil ik niet geloven 
Was ik maar een herdershond  

Een herdershond lag uit te hijgen 
Hij dacht: voor zo'n zware kluif 
Had je, denk ik bij mijn eigen 
Veel meer tijd gehoopt te krijgen 
Was ik maar een duif  

Een duif dacht: als gezonde doffer 
Heb ik het nog best oké 
Maar een aap, nog stukken toffer 
Duikt met alles in de koffer 
Was ik maar een chimpansee  

Een chimpansee dacht: hier en ginder! 
Dit is niet de moeite waard 
Mettertijd wordt alles minder 
En de tijd gaat steeds gezwinder 
Was ik maar een paard  

Een paard dat telde met z'n hoeven  
Dacht: ik kom tot veertig jaar 
Kon ik dat maar overtroeven 
Want ik vind het hier goed toeven 
Was ik maar een tuimelaar  

Een tuimelaar dacht: stervelingen 
Zijn we zeker, allemaal 
Maar die tijd die wij ontvingen 
Is om uit je vel te springen  
Was ik maar een aal  

Een aal dacht: alle creaturen 
Zullen raken opgebrand 
Zelf moet ik het ook bezuren 
Kon het maar wat langer duren 
Was ik maar een olifant  

Een olifant dacht: allemachtig 
Waarom ligt mijn leeftijdsgrens 
Niet wat dichter bij de tachtig 
Dit vind ik zo kinderachtig 
Was ik maar een mens  

Een mens dacht: hou eens op met zingen 
Zit hier nog een einde aan? 
Wij zijn ook maar stervelingen 
En de tijd begint te dringen 
Was ik maar een knobbelzwaan  

Een knobbelzwaan dacht: ach, het einde 
Wat ik daaraan diep betreur  
Is dat het in al het zijnde 
Al mijn vreugde ondermijnde 
Was ik maar een steur  

Een steur dacht: dat we sterven moeten 
Zonder inspraak, steekt enorm 
Kon ik met wat weesgegroeten 
Voor mijn aards verlangen boeten 
Was ik maar een tubusworm  

Een tubusworm dacht: draait het leven 
Niet om het moment an sich? 
Dat zou ik meer aandacht geven 
Als ik maar bestond voor even 
Was ik maar een eendagsvlieg

2012 


In zijn voorwoord van Inkijkexemplaar (2001) schrijft Ivo de Wijs dat Kees Torn met de bundeling van zijn teksten niet wilde wachten tot hij genoeg materiaal zou hebben voor een dure, dikke bundel in de Pluche-reeks van Nijgh & Van Ditmar [1]Ivo: De teksten van Torn zijn veel te goed om in een la te liggen. Die Pluche-bundel komt er vanzelf wel als Kees net zo dood is als Guus Vleugel of net zo oud als ik.
Een Pluche-deel is het, gelukkig maar, vanzelf niet geworden, maar de uitgave is die reeks indachtig. Wél Nijgh & Van Ditmar namelijk en wél samengesteld onder redactie van een vakman (in dit geval Jaap Bakker) en wél voorzien van toelichtingen door de auteur zelf. Na elf jaar stilzwijgen is namelijk, onder de titel Mooie boel, de definitieve selectie uit Torns teksten verschenen. 303 pagina’s; chronologische afdelingen met repertoire uit de negen programma’s, met de teksten voor anderen en met, net zoals in Inkijkexemplaar, een Toegift plezierdichten. 






De komende week sta ik daar dagelijks bij stil met een liedtekst en met andersoortig werk. De keuze van vandaag komt uit het laatste programma, getiteld Loze kreten (2012-2012); onderstaand plezierdicht heeft de sonnetstructuur.


Mazzeltje

Op een beurs in Dedemsvaart
Vond ik een museumstuk
Weliswaar een Donald Duck
Maar een klein vermogen waard

Weldra bood tot mijn geluk
Iemand die die dingen spaart
Zakken goud, want uiteraard
Ging het om een eerste druk

Lukraak op de kop getikt!
Ik heb hem het blad verstrekt
Keurig voor hem ingepakt

Waarna ik het geld verkwikt
Want we hadden leuk gekwekt
In mijn koffer heb gekwakt [2]

2012

[1]
Er verschijnen uiteindelijk vijftien delen (elk met een cd met bijzondere opnamen) in drie reeksen: (a) de rode reeks (1999-2001) met verzameld-liedwerk van Drs. P, Raymond van het Groenewoud, Lennaert Nijgh, Guus Vleugel en Ivo de Wijs; (b) de blauwe reeks (2002-2004) met Eli Asser, Jacques Brel, Jules de Corte, Ramses Shaffy en Herman van Veen en (c) de paarse reeks (2005-2010) met Hans Dorrestijn, Annie M.G. Schmidt, Wim Sonneveld, Paul van Vliet en Bram Vermeulen.
Mijn bezwaar tegen deze serie is altijd geweest dat de redactie - Jacques Klöters, Vic van de Reijt en Kick van der Veer - altijd zoveel mogelijk teksten in een handzame bundel wilde proppen, waardoor regels en strofen rücksichtlos aan elkaar zijn geplakt. Dit zonder respect voor vormelijke aspecten, zoals het rijmschema, terwijl die er bij luisterpoëzie op schrift nu juist 
zo toe doen. 

[2]

Prachtige verwijzing naar de eendendrieling Kwik, Kwek & Kwak uit de strip Donald Duck. Zij zijn de neefjes van Donald Duck, zonen van zijn zus Dumbella. 
 

Archief 2023