Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 dagelijkse en vanaf 1 januari 2020 wekelijkse, maar daarna toch weer iets vakere rubriek met gedichten en gedachten daarover. Het levensmotto blijft: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links naar het volgende. Handiger zijn deze links: daarmee ga je naar de 
inhoudsopgaven van 2024-1 (A t/m K) en 2024-2 (L t/m Z), 2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z), 
2022-1 (A t/m K), 2022-2 (L t/m Z) 2021-1 (A t/m K), 2021-2 (L t/m Z), 2020-1 
(A t/m K), 2020-2 (L t/m Z), 2019, 20182017 en 2016.

Week 51 - 192. Willem Jan Otten: Genesis

dinsdag 20 december 2022

Diepe eb. De zon komt uit Terschelling op.
Aalscholvers aan het windstil uiterst van
de strekdam worden nietsvermoedend opgeschrikt,
verheffen zich en vormen evenwijdig aan
de vloedlijn blindelings een regel zwevend schrift,
een eerste zin, het duurt totdat de voorste scholver 
neerstrijkt op de spiegeling – ik wil een kind.

2022

De dichter wordt man van, vader… Want de dichter wist: ik wil een kind.
Het gedicht van vandaag verwijst naar de titel van de poëziebloemlezing, Diepe eb. Het gedicht hieronder rijmt met de essaybundel, waarin Otten schrijft:
Ik zal het weer meemaken, komende jaren, week na week: hoe de mond, de keel, de tong van een kleinkind zich vormen naar de taal die hij om zich heen hoort. Hoe zijn stembanden zich afstemmen op de melodie van onze zinnen. […]
Op hoe de klank ‘ekster’ het schorre, opvliegend zwart-witte gevogelte wordt, daar vlak voor hem in het Sloterpark, voor de buggy waarin hij wordt voortgeduwd; het zal zijn alsof de klank in zijn keel blijft steken, als ‘ekh! ekh!’, en de herhaalde kreet zal zijn keel modelleren rond de klank die zo kenmerkend is voor de gutturale moerstaal…
Daar het kleinkind, hieronder, decennia eerder, het zoontje van mij: Wa-ter. Bwa-pl!


Bwa-pl

Wij bereikten
na een tocht door een druipend bos
het Randmeer.
Het was alsof een slapende haar ogen opende
en ons kende.
Jij zal voorop.
Ik legde mijn hand
op de warme kokosnoot van je schedel.
Het licht keek ver je ogen in.
Ik zei: dit nu is water.
Wa-ter.
Wa-ter 
Wa-ter zei ik nog een keer.
En jij zei bwa-pl.
Je zei het nog een keer.
Het was zeker, zoontje van mij,
dat wij hetzelfde niet begrepen.


Wordt vervolgd, want de zonen worden groot.

Archief 2022