Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 dagelijkse en vanaf 1 januari 2020 wekelijkse, maar daarna toch weer iets vakere rubriek met gedichten en gedachten daarover. Het levensmotto blijft: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links naar het volgende. Handiger zijn deze links: daarmee ga je naar de 
inhoudsopgaven van 2024-1 (A t/m K) en 2024-2 (L t/m Z), 2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z), 
2022-1 (A t/m K), 2022-2 (L t/m Z) 2021-1 (A t/m K), 2021-2 (L t/m Z), 2020-1 
(A t/m K), 2020-2 (L t/m Z), 2019, 20182017 en 2016.

Week 15 - 44. Hugo Claus: Ik schrijf je neer

zaterdag 16 april 2022

[Luister hier: Hugo Claus leest zijn gedicht.]


Mijn vrouw, mijn heidens altaar,
Dat ik met vingers van licht bespeel en streel,
Mijn jonge bos dat ik doorwinter,
Mijn zenuwziek, onkuis en teder teken,
Ik schrijf je adem en je lichaam neer
Op gelijnd muziekpapier.

En tegen je oor beloof ik je splinternieuwe horoscopen
En maak je weer voor wereldreizen klaar
En voor een oponthoud in een of ander Oostenrijk.

Maar bij goden en bij sterrenbeelden
Wordt het eeuwig geluk ook dodelijk vermoeid,
En ik heb geen huis, ik heb geen bed,
Ik heb niet eens verjaardagsbloemen voor je over.
Ik schrijf je neer op papier
Terwijl je als een boomgaard in juli zwelt en bloeit.

1955


De CPNB – de stichting Collectieve Propaganda voor het Nederlandse Boek, die het lezen en kopen van boeken stimuleert – liet de mooiste literaire liefdeszin kiezen uit de Nederlandstalige literatuur. Aanleiding is het thema van de 87ste Boekenweek: Eerste liefde. Het neusje van de zalm, namelijk alle vijftienhonderd genodigden voor het Boekenbal, mocht zijn favoriete liefdeszin nomineren en daaruit is een top-10 samengesteld. Een representatieve steekproef lezers kon uit deze tien vervolgens een voorkeurszin kiezen. Kanshebbers waren onder anderen Anne Frank (met Ik voel als ik eraan denk, vandaag nog zijn wang tegen de mijne met dat heerlijke gevoel, dat alles goed maakt), Herman Gorter (met Zie je ik hou van je, ik vin je zo lief en zo licht – je ogen zijn zo vol licht, ik hou van je, ik hou van je - te lezen in deze bijdrage), Connie Palmen (met Ik wil dat je eeuwig leeft, zeg ik tegen hem), Griet Op de Beeck (met Ik wil hem beloven dat ik hem bijeen zal rapen als hij in stukjes uit mekaar is gevallen) en Hugo Claus (met de laatste regels uit bovenstaand gedicht: Ik schrijf je neer op papier, terwijl je als een boomgaard in juli zwelt en bloeit). Maar de winnende zin schreef Arthur Japin, die bij de stemming met kop en schouders boven de andere kanshebbers uitsteeg. Bij een kwart van de respondenten stond zijn zin in de top-3 De mooiste liefdeszin aller tijden staat in de roman Een schitterend gebrek en luidt: Dit is het enige wat telt, lieverd, dat iemand meer in je ziet dan je wist dat er te zien was
Volgens mij doet de titel van de roman de zin enige eer aan, niet vanwege het schitterende, maar wel vanwege het gebrek; de zin rammelt namelijk nog erger dan die uit het Koningslied: De dag die je wist dat zou komen. Stel toch dat je geliefde, die jou ook nog eens lieverd noemt, dat tegen je zegt: Het enige wat telt, is dat iemand meer in je ziet dan je wist dat er te zien was. Wat bedoel je, schat? 

Rob Schouten schreef in Trouw (9 april) een prachtig opiniestuk over deze slechte keuze binnen een onzalig idee. Hij eindigt als volgt (en ik citeer uitvoerig): 
Wat is een ware liefdeszin eigenlijk? Is dat niet ook een zin doordrenkt van bijvoorbeeld jaloezie zoals deze kraker uit het werk van Elly de Waard: 'Dat jij nu met die ander gaat, dat maakt me kwaad.' Zoiets zou natuurlijk veel raker zijn dan al die brave feelgood liefdesbetuigingen, een pisnijdige liefdeszin!  Ook de strekking van Japins zin stemt niet tot amoureuze vreugde, het gaat eigenlijk meer om een hart onder de riem dan om ware liefde, om voer voor therapeuten: heus, je bent beter dan je zelf denkt. Zo te zien heeft de Nederlandse minnaar of liefhebber meer behoefte aan een herderlijk woordje dan aan een onweerstaanbare liefdesverklaring. 
Nee hoor, dit is beslist niet de mooiste liefdeszin uit de Nederlandse literatuur, wat ze er op het Boekenbal ook van vinden. En heus, de Nederlandse literatuur heeft wel degelijk aanvaardbaarder liefdeszinnen opgeleverd. Een paar aardige voorbeelden staan ook in de top tien van de CPNB, zoals het weliswaar obligate maar toch altijd ontroerende liefdesgehakkel van Herman Gorter: 'Zie je ik hou van je, ik vin je zo lief en zo licht', en ook deze lekker bloemrijke en daardoor juist doeltreffende Hugo Claus-zin: 'Ik schrijf je neer op papier, terwijl je als een boomgaard in juli zwelt en bloeit.' Kijk, dat doet de hormonen tenminste gloeien. 
Het hele idee is natuurlijk hartstikke fout. Er is helemaal geen allermooiste liefdeszin en er bestaat ook geen werkelijke kwaliteitsstrijd tussen alle mogelijke liefdesverklaringen en amoureuze hartenkreten. Zou je extatisch, incoherent gemompel of geschreeuw kunnen vergelijken met het quasi-rationele sussen van een onzekere partner? Petrarca’s gepassioneerde 'Ik hoop en vrees, ik gloei en ben van ijs' mag er wezen. Maar is het ook werkelijk mooier, adequater, toepasselijker, liefdevoller dan Szymborska’s bedachtzame 'Gelukkige liefde. Is dat normaal, verdient dat respect, heeft dat nut'? 
Maar er is geen houden aan, er heerst in de Nederlandse kunst en cultuursector een akelige do as the Romans do-competitiesfeer, aangemoedigd en gesterkt door tv-programma’s als Maestro, Project Rembrandt, het inmiddels gecancelde The Voice of Holland en natuurlijk Studio Sport: iemand moet de mooiste, beste, liefste zijn. En er wordt niet meer geluisterd naar wat de wijze componist Béla Bartók er ooit over zei: competitie is iets voor paarden, niet voor kunstenaars. 

Archief 2022