Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 dagelijkse en vanaf 1 januari 2020 wekelijkse, maar daarna toch weer iets vakere rubriek met gedichten en gedachten daarover. Het levensmotto blijft: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links naar het volgende. Handiger zijn deze links: daarmee ga je naar de 
inhoudsopgaven van 2024-1 (A t/m K) en 2024-2 (L t/m Z), 2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z), 
2022-1 (A t/m K), 2022-2 (L t/m Z) 2021-1 (A t/m K), 2021-2 (L t/m Z), 2020-1 
(A t/m K), 2020-2 (L t/m Z), 2019, 20182017 en 2016.

Week 52 - 258. Sasja Janssen: De nacht...

woensdag 29 december 2021

Virgula,

de nacht dat ik werd bezwangerd, zachtrood was hij, 
huilde ik van leven, maar vol van leegte moet ik bedrust 
houden en men klopt elke dag mijn kussens op 
kamt de pluizige dekens en met hagel wordt het onweer 
uit de lucht geschoten, niets mag mijn buik ontrieven, 
het enige wat is toegestaan is het schrijven van brieven, 
liever nog slapen, half zittend tegen de met groene 
stof beklede muur en gouden kringen om de duivel te misleiden

ik schrijf je omdat je in mijn ooghoek bungelt 
ik schrijf omdat je nooit antwoordt 
ik schrijf je omdat je niet van stilstand houdt, net als ik

de wind begint heidens te zuigen vanuit het middelpunt 
van de kamer, precies boven mijn bed, de luiken kraken 
de gordijnen wiegen hun zwaarte, tot een kleine tornado 
opstijgt vanuit mijn schoot en als een ballon bolt mijn buik 
in de groen en goud ringende bestofte nacht, men wast de lakens 
heet en ik ontvang de vroedvrouw die met spelende benen 
op het hoge bed komt zitten, men toont ons de bijbel en 
ik lach van leven

de vroedvrouw klapt in haar handen om mijn ongewone 
statistisch onhaalbare status, op de Heilige Schrift na, noemt me 
een dochter van Lot en preekt over de ark van Noach 
tegen mijn staf maar prikt twee vale dagvlinders met spelden
aan de muur dwars door de gouden ogen, als om mij aan mijn lijden
te herinneren, mijn vrolijkheid verstomt en de nachten
hoewel groen bestoft met gouden kringen worden fluorescerend
en de dagen blijven steken in een vermiljoenen dageraad

ik schrijf omdat ik niets kan uitbrengen
ik schrijf omdat de vroedvrouw haar handspade in me steekt
ik schrijf omdat ik me schaam voor mijn boreling

een onweersduistere zon kruipt zilver door de kieren
van de luiken, een streep stof danst als korenaren en elke
nacht schept de vroedvrouw naar leegte in mij, en op de achtste
ochtend drijft een priesterwitte wolk groot als een sinaasappel
in het midden van de kamer, precies boven mijn bed, ik blaas
al mijn moederliefde ernaartoe, maar de wolk gaat weigerachtig
heen en weer en blijft middelpuntig hangen, nooit eerder stond
ik er zo alleen voor, de zenuwen suizen door mijn bloedaderen

de vroedvrouw beweegt de wolk naar mijn borsten om hem
te zogen, maar meer dan een mistige tepel levert het niet op,
men wordt onrustig en geeft de opdracht te gaan wandelen en
in de zon danst de wolk vlak boven mijn hoofd, zoals jij kunt doen
en bij regen laat hij hagelsteentjes achter op de stoep,
soms fluister ik wolkige taal om hem te paaien, eerst ben ik lichtvoetig
maar algauw worden de wandelingen drukkend, alsof de wolk
samenschoolt met de grotere buitenluchten

en als ik bijna knap, steek jij je angel door de wolk, waardoor
hij tegen de bestofte muur uiteenspat, een tongetje van licht
is te zien, een klein gedonder, Virgula, ik weet niets meer,
en weer zwelt mijn buik, ik kan mijn voeten niet meer zien,
weer komt de vroedvrouw met haar spelende benen en handspade,
ze pookt de leegte op en de zwelling wordt enorm, we verwachten het
ergste, een loodzwaar vierkant uit watergrijze lucht gesneden,
verzoek me niet, ik schrijf je in grote ernst, Virgula, Virgula. 

2021


ik schrijf je omdat je in mijn ooghoek bungelt
ik schrijf je omdat je nooit antwoordt
ik schrijf je omdat je niet van stilstand houdt, net als ik

Die je uit het openingsgedicht is de Virgula, die de dichter aanroept. Van het achterplat:
Virgula, Latijn voor komma, houdt de stilstand tegen, laat de gedachten en de taal voortgaan. ‘Ik verlang naar een punt, maar dat mijn Virgula’s daar wel voor uitkijken die te zetten, ik dicht ze me toe, alsof de dood me op de hielen zit.’







In datzelfde openingsgedicht, waarin zij zwanger raakt – mogelijk van de poëzie –, ontdekt zij Virgula, want jij steekt je angel door de wolk. De komma heeft immers een haakje, waaraan Sasja Janssen (1968) – lees ook onder meer hier – met woorden belangrijke gebeurtenissen uit haar leven kan gaan ophangen. Ongelukkige jeugd, verwarrende puberteit, surrogaatgeluk ver van huis, liefdes die niet standhouden, depressieve studententijd, echtscheiding, ernstige ziekte…

Ze spreekt Virgula dus aan. Om die herinneringen te delen en ze weer mee te nemen (en geen punt te zetten). De ene keer neemt ze Virgula in vertrouwen, omdat het woorden geven aan de tragiek haar ook eenzaam maakt; de andere keer is Virgula deelgenoot (alsof ze er zelf bij was toen iets gebeurde) of een afleiding die van pas komt als het de ik-figuur te veel wordt en die de ernst van de herinnering van zich af moet schrijven. 

Zeker nadat zij het in de tweede cyclus zonder Virgula wil / moet doen en gebeurtenissen niet beschrijft, maar ondergaat om verder te kunnen in het nu. In de derde en laatste cyclus is Virgula niet langer degene aan wie zij haar verleden openbaart, maar die haar moet helpen haar weg in het heden (terug) te vinden.

Virgula is misschien wel de mooiste bundel van 2021. 

Archief 2021