Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 dagelijkse en vanaf 1 januari 2020 wekelijkse, maar daarna toch weer iets vakere rubriek met gedichten en gedachten daarover. Het levensmotto blijft: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links naar het volgende. Handiger zijn deze links: daarmee ga je naar de 
inhoudsopgaven van 2024-1 (A t/m K) en 2024-2 (L t/m Z), 2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z), 
2022-1 (A t/m K), 2022-2 (L t/m Z) 2021-1 (A t/m K), 2021-2 (L t/m Z), 2020-1 
(A t/m K), 2020-2 (L t/m Z), 2019, 20182017 en 2016.

Week 12 - 83. Mark Boog: Dit bed is een vindplaats...

woensdag 24 maart 2021

Dit bed is een vindplaats van
onschatbaar waardevolle artefacten,
daarom graven we zo diep. We zijn on-
en geschikt, we weten alles en niets,
wat dat betreft geen nieuws. Rondom
tussen vreemde muren rommelt leven
dat niet echt is. Een kampvuur in de verte.
De sociologie categoriseert ons heel anders,
als onze buren. Die hebben een ingericht huis.
Ik ontkleed je dagelijks, nooit helemaal.

2020


Aan Liefde in tijden van brand besteedde ik maar kort aandacht (lees hier), omdat er zoveel poëzie op tafel lag toen. Marjoleine de Vos bespreekt (in NRC-Handelsblad, 19 maart) met hem een van zijn gedichten uit die bundel. Enkele citaten uit het interview:

Er is een paar, er is een wereld. Die wereld staat in brand. Het paar leeft een eigen leven, vurig opgaand in elkaar, elkaar beminnend, zich voortplantend. […] Je kunt de bundel zien als het verhaal van een jong stel dat ouder wordt, hun levensfasen. En hoe ze leven met en voor elkaar, in hun huis, te midden van die wereldbrand. […]
Dit gedicht komt uit de tweede afdeling van de bundel, als de wereld zich iets meer op begint te dringen aan het paar. [Dat klopt niet; het gedicht maakt deel uit van de eerste afdeling, als het allemaal nog maar net begonnen is. FV] Het begint met een woord dat veel in de bundel voorkomt: ‘het bed’. Waarom komt dat er zoveel in voor?
"Ik heb kringen voor me gezien: het bed is het centrum van het huis, die woning die ons centrum is te midden van de andere rotswoningen. Daaromheen een onafzienbare woestijn. Het bed is het centrale beeld, wat daar gebeurt dat is de basis van al dat vuur tussen die mensen.” […]
Waarom heb je dat nogal opmerkelijke woord ‘artefacten’ gebruikt? En in een bed is een artefact helemáál opmerkelijk.
"De uitwerking van dat beeld zit in het vervolg: ‘daarom graven we zo diep’. Waarom graaf je? Om nog onbekende schatten te vinden, maar dat woord wilde ik niet gebruiken. Artefacten heeft bovendien de juiste klank, dat is ook belangrijk in deze regel. Het is een hard en mooi woord tegelijk. En het moest ook onbekend zijn wat er opgegraven wordt. Een artefact is iets wat we nog niet helemaal begrijpen, iets waarvan we denken: het zal wel waardevol zijn.”
Dat is het dubbelzinnige van ‘onschatbaar’. 
"Letterlijk, als je het niet kan schatten kan het ook op nul uitkomen. Dat is wel de suggestie, we maken onszelf maar wijs dat dit heel waardevol is.”
En dat het dus ook zin heeft om zo diep te graven, metaforisch gesproken.
"Het is meer een vraag: waarom doen we dat, al dat graven in elkaar? We moeten wel op zoek zijn naar onschatbaar waardevolle artefacten. Anders zouden we het niet doen. Het antwoord ‘omdat het fijn is’, ‘omdat het lekker is’, ‘omdat het zo hoort’ – dat is niet goed genoeg. Hier niet in elk geval, er moet een meer wetenschappelijke verklaring zijn voor waarom mensen dit doen, zo vurig en zo vaak.”
Ze moeten wel iets op het spoor zijn.
"Zoals je mensen met een metaaldetector langs het strand ziet lopen, zo gaan we op dat ene plekje, in dat bed steeds weer zoeken.”
En dan kom je met een gedurfd enjambement: ‘we zijn on-’ / ‘en geschikt’.
"Ja, daar heb ik zeker over getwijfeld. Ik vind enjambementen altijd heel belangrijk, misschien wel de belangrijkste beslissingen bij gedichten. Dit enjambement is heel zwaar, maar ook een beetje een grapje misschien. Het zorgt ervoor dat je even echt naar het woord ‘geschikt’ gaat zitten kijken. De andere betekenissen gaan dan ook meedoen: we zijn op volgorde gelegd, we zijn in dit bed gelegd, we zijn goed genoeg.”
En de klank in bijvoorbeeld ‘rondom rommelt leven’ is die er vanzelf in gekomen?
"Nou dat is wel opzettelijk, maar het is zo dat uit de klanken vaak de formulering voortkomt. Ook in weerstrevende zin, in de eerste regel dat ‘diep’ bijvoorbeeld valt er heel erg buiten, qua klank.”
En dan gebruik je ook woorden die je niet zo vaak in gedichten ziet: ‘de sociologie categoriseert’. Sociologen beschouwen ons als onze buren…
Lachend: "En dat is natuurlijk onzin. Want wij zijn immers anders. Ik vind het grappig om zulke woorden te gebruiken hier, al is het wel echt wat ik wil zeggen. Zoals die sociologen kijken wij op onze beurt naar de buren, zij zijn voorbeelden van groepen mensen, maar wij niet.”
Hoezo hebben de buren een ingericht huis? Wij dus niet?
"Dat vond ik zelf wel een fijne regel, ‘die hebben een ingericht huis’. De buren hebben een huis zoals heel veel mensen hebben, die hebben daarover nagedacht, over stijl en zo – wij niet. Dit is echt ons huis, daar is er maar één van. Ons huis is toevallig zo uitgekomen. Maar zij hebben het ingericht. Zie je meteen als je naar binnen kijkt.” […]
We zien we hier ook nog een kampvuur in de verte. Dat klinkt vriendelijker dan ‘de wereld brandt’.
"Het begint hier ook nog maar pas, zo in het begin van de bundel. Wij leven hier, en volop, en de rest eromheen is het decor. De buren spelen een rol omdat er nu eenmaal buren moeten zijn in het stuk. Maar dat kampvuur in de verte – hier dreigt even de gedachte dat dat ook echt is.”
Dan de verrassende laatste regel: ‘ik ontkleed je dagelijks/ nooit helemaal’. Ik weet niet of ik dat begrijp.
"Nee, dat weet ik ook niet eigenlijk. ‘Ik ontkleed je’ is een regel die alleen kan als er in andere gedichten op andere manieren ontkleed wordt, en ook wederzijds. Zo los is-ie heel lomp, bijna grof. Je kunt van alles bedenken bij ‘nooit helemaal’. Het lukt nooit helemaal je te begrijpen.”

Archief 2021