Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 dagelijkse en vanaf 1 januari 2020 wekelijkse, maar daarna toch weer iets vakere rubriek met gedichten en gedachten daarover. Het levensmotto blijft: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links naar het volgende. Handiger zijn deze links: daarmee ga je naar de 
inhoudsopgaven van 2024-1 (A t/m K) en 2024-2 (L t/m Z), 2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z), 
2022-1 (A t/m K), 2022-2 (L t/m Z) 2021-1 (A t/m K), 2021-2 (L t/m Z), 2020-1 
(A t/m K), 2020-2 (L t/m Z), 2019, 20182017 en 2016.

Week 37 - 128. Mattijs Deraedt: Vorst

maandag 14 september 2020

Ik werd geboren met een gat in mijn borst.
Ik had nooit gedacht dat jouw hoofd erin zou passen.

In het zwembad riepen de Franse jongens me na:
‘Hé meneer, hoe is dat gebeurd?
en ik vertelde hun verhalen over gevechten
die verkeerd waren afgelopen.
Ze lachten: ‘Non non, maintenant la vérité’
en wierpen zich en masse in de glijbaan.

Ik spoel de stukjes gamba door de afvoer.
De vliegen op de rand van de pan zuigen zichzelf vol met saus
en zweven vuurrood door de woonkamer.

Een keer zei iemand dat ik gehandicapt was,
tijdens zakdoekje leggen op een hete zomerdag.
De enige andere jongen die zo genoemd werd, zat in een rolstoel.
Maar ik had nog samen met hem over de speelplaats gelopen,
ik had nog samen met hem meisjes gevangen
en ze tegen het houten hek geduwd,
tot de splinters in hun vel sprongen.

Bij hem thuis ben ik van de keldertrap gevallen.
Maar ik had niets, niet eens een blauwe plek.
Of toch: ‘G’èt nen engelbewoarder”
zei mijn grootmoeder en vanaf die dag
zag ik in mijn ooghoek steeds
iets wits boven mijn schouder hangen.

De rode vliegen strijken neer op de vetplant
terwijl je hem water geeft.
Ik kijk toe hoe de plas langzaam in de aarde trekt
en de bladeren een voor een in slaap vallen.

De waarheid is dat ik je tegenhield.
de eerste keer dat je je hand onder mijn T-shirt wou steken.

Maar de waarheid komt uit een engelenmond.
En op sommige dagen zie ik hem
uit een van de art-nouveau gebouwen springen
aan de rand van het park.

Hij glimlacht naar me maar weet nog niet
dat iemand zijn vleugels heeft doorgeknipt.

2020


Aan het slot van de eerste afdeling van de bundel lees ik bovenstaand gedicht. Met die openingsstrofe: Ik werd geboren met een gat in mijn borst. En ik denk het antwoord te hebben op mijn vraag waarom juist een kunstwerk van Berlinde De Bruyckere (Gent, 1964) op het voorplat is afgebeeld. Vanaf het begin van haar carrière maakt zij beelden rond motieven als kwetsbaarheid, eenzaamheid en vergankelijkheid. Aanvankelijk via ‘dekenmensen’: gehavende figuren met beschermende en tegelijkertijd beklemmende dekens om zich heen; later via vervormde wassen beelden, zoals te zien op het voorplat van deze bundel: een werk gemaakt met, naast was, ijzer, touw en giethars. 






De jonge Vlaamse dichter Mattijs Deraedt, geboren in 1993 en woonachtig in Brussel, publiceerde zijn debuutbundel. De schaduw van wat zo graag in de zon was blijven staan is de titel en zijn gedichten gaan over wie hij was, als kind en puber, en is, als mens, als man, als minnaar en natuurlijk ook als dichter. Dit alles met idealen die wel en niet gerealiseerd zijn of worden. 

Ik werd geboren met een gat in mijn borst, duidt natuurlijk op een wond. Immers, wie onderzoekt wie hij is, confronteert zich ook met de betekenis van verlies, zoals de dood van grootouders.

Je laatste bod

De dag dat je stierf
hing er een blauwe mist in mijn borst.

Ik herinner me hoe je me vroeg
om de zwarte gaten in je plafond te sluiten
met mijn lange armen.

Toen we het pad afgingen,
zagen we een hert tussen de bomen flitsen.
Nu vinden we ons sprokkelhuid in jouw kasten.

We leven allemaal in een omhulsel,
want wat van jou overblijft,
is een kist in een kist.

Je zenuwcentrum ligt er rustig bij.
Drie kammen, een leesbril, een potje brillantine.
Andere handen raken ze nu aan,
maar jouw bloed stroomt door hun aders.

Op de kalender in de keuken
vind ik de dag waarop
we je zouden bezoeken.


En hij wordt zich bewust van verlangen (de eerste keer dat je je hand onder mijn T-shirt wou steken of Ik had nooit gedacht dat jouw hoofd in het gat in mijn borst zou passen…) en van het on(be)grijpbare van zoveel (Ik ben een ijsvogel met een mist in mijn borst).

Vreemde god

Ik ben een ijsvogel
met een mist in mijn borst.

Te midden van de fitnesszaal
sla ik mijn vleugels open en dicht
terwijl aan de andere kant
van de wereld een tsunami ontstaat.

Ik kan de uren van de spieren lezen,
maar ik ben niet de prins die je moet
behoeden voor je lichaam.

De stad ligt in haar open aders
en ik woon in haar gevangen lucht.

Ik was een vreemde god, die toekeek
hoe het buurmeisje wormen in tweeën sneed
en achterliet in de zomerzon.

Nu spoel ik aan op het strand,
mijn baleinen glimmend van de olie.

Hoe dood moet je zijn voor ze je
terug het water in duwen.


Mooie, maar slordig uitgegeven bundel. De inhoudsopgave zit er steeds twee pagina’s naast en een redacteur had belangrijk werk kunnen doen als corrector van taal- en stijlfouten. In de gekozen gedichten heb ik ze zelf maar verbeterd.


Wordt vervolgd.

Archief 2020