Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 dagelijkse en vanaf 1 januari 2020 wekelijkse, maar daarna toch weer iets vakere rubriek met gedichten en gedachten daarover. Het levensmotto blijft: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links naar het volgende. Handiger zijn deze links: daarmee ga je naar de 
inhoudsopgaven van 2024-1 (A t/m K) en 2024-2 (L t/m Z), 2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z), 
2022-1 (A t/m K), 2022-2 (L t/m Z) 2021-1 (A t/m K), 2021-2 (L t/m Z), 2020-1 
(A t/m K), 2020-2 (L t/m Z), 2019, 20182017 en 2016.

Week 32 - 94. S. Vestdijk: Terugblik

zondag 09 augustus 2020

Nu ‘k met haar voortleef, hunkerend naar zoen
En streeling, is zij wel mijn liefste bezit;
Maar ‘k zou, nu ik niets beters weet dan dit,
Die eerste koelheid over willen doen.

Die morgenkoelte, die het moe verdriet
Nog niet als schaduw onder ’t zonlicht draagt,
Dien schemertijd, als men zich huiv’rend vraagt:
Is ’t nu al liefde? – Neen, nog niet… nog niet…

1934


Maarten ‘t Hart:
“Ik heb een bescheiden libido meegekregen althans als ik het bijvoorbeeld vergelijk met het libido van Maarten Biesheuvel. Die roept altijd ‘Zal ik je eens wat laten zien’, en dan haalt hij zijn lul tevoorschijn en brult: ‘Binnen veertien seconden spuit ik het geil tegen de muren op.’ Pas nu, op zijn tachtigste, is zijn geslachtsdrift een beetje getemperd. Bies is misschien een extreem geval, maar ik kan mezelf ook vergelijken met heel veel andere mannen die ik in de loop van mijn leven heb leren kennen – de meeste staan toch sneller in vuur en vlam dan ik en doen meer hun best om een meisje in bed te krijgen. Rudy Kousbroek riep altijd: 'Ik wil eerst nog met de helft van de mensheid naar bed.' Nou, daar begreep ik niks van, verreweg het grootste deel van alle vrouwen, minstens 99,9%, daar wil je toch voor geen goud mee naar bed. Ik zei altijd tegen hem: wil je dan ook met Mrs. Thatcher naar bed? 'Ja ook, heel graag', zei hij dan.
De biografie van Jan Wolkers lezend, heb ik mij er de hele tijd over verbaasd dat hij zo’n extreem hitsige persoonlijkheid had. Dat is mij toch geheel vreemd, al kan ik best begrijpen dat hij met die wonderlijke dreumes Rosita Steenbeek met haar prachtige hoofd aan het vozen is geslagen. Maar zoiets zou ik toch niet gauw doen. […]
Er is bij mij eerder sprake van vereren dan begeren, maar ja, van vereren komt uiteindelijk toch ook begeren – de woorden lijken tenslotte op elkaar. Maar ook als vereren in begeren is uitgemond, heb ik toch niet de neiging er werk van te maken – het is zo’n investering in tijd en energie, waar ook nog bij komt dat het ook altijd flink veel geld kost. Op terrassen vertoeven met gepeperde rekeningen na afloop, dure etentjes, en als je bijvoorbeeld iets met Rosita zou beginnen, ook dure taxi’s, want die strompelt altijd op torenhoge hakken rond om te camoufleren dat ze zo klein is, dus lopen is er niet bij – nee, een taxi.
Hoeveel prachtige boeken kun je wel niet lezen in de tijd die het kost om een lid van de beste andere sekse die we hebben, zoals een personage bij Dickens het vrouwelijk geslacht noemt, in je bed te krijgen. En dan moet je nog maar afwachten of het in bed klinkt. Want dat weet je van tevoren nooit; al kun je nog zo goed met iemand opschieten en veel plezier hebben, dat wil nog helemaal niet zeggen dat je er ook goed mee kunt vrijen. Bert Poll […] zei altijd dat als je op de tennisbaan goed met een vrouw overweg kon, het in bed steevast ook heel goed ging, maar ja, ik tennis niet, dat is een rijkeluissport, daar doe ik niet aan.
Ik kan mezelf nog het best vergelijken met Vestdijk. Zoals hij in De rimpels van Esther Ornstein over Antons vrouwenverering schrijft – dat is me uit het hart gegrepen. Die verering is zo onwaarschijnlijk mooi in dat wonderbaarlijke boek van Vestdijk beschreven. En die verering kun je toch alleen maar bestendigen door niet verder te gaan dan op z’n hoogst hand in hand wat rond te wandelen. Vestdijk heeft zo’n mooi gedicht, dat eindigt met de slotregels ‘nee, nog niet, nog niet’. En daarmee doelt hij op het moment dat het nog net niet aan is, dat is eigenlijk het mooiste moment.

Fragment uit Minnebrieven aan Maarten. Over Maarten 't Hart en zijn oeuvre.
Voor toelichting: lees hier.

Archief 2020