Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 dagelijkse en vanaf 1 januari 2020 wekelijkse, maar daarna toch weer iets vakere rubriek met gedichten en gedachten daarover. Het levensmotto blijft: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links naar het volgende. Handiger zijn deze links: daarmee ga je naar de 
inhoudsopgaven van 2024-1 (A t/m K) en 2024-2 (L t/m Z), 2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z), 
2022-1 (A t/m K), 2022-2 (L t/m Z) 2021-1 (A t/m K), 2021-2 (L t/m Z), 2020-1 
(A t/m K), 2020-2 (L t/m Z), 2019, 20182017 en 2016.

Week 31 - 89. Gerrit Achterberg: Vogel van waanzin

zondag 02 augustus 2020

Vogel van waanzin in dit zenuwhuis
duikt in vervoering donkerheden binnen,
die zij heeft weten te beminnen,
maar vindt haar hand niet meer, wijkt uit
ten venster, waar onroerbaar zwart
de horizonnen liggen,
die zij heeft lief gehad –
maar vliegt zich in het glas te blinde
en legt zich neer in ’t midden van de kluis,
waar ik begin te bidden:
geef nu een zacht vergif dit dier en ’t huis,
o dood, uw laatste zuiverende winden.

1969


Niet veel vrienden durven het aan mij een boek cadeau te doen en zeker niet als het poëzie of poëziebeschouwingen betreft. Uit angst natuurlijk dat het hier al in de bibliotheekkasten staat. N. wel. Die schonk mij Ik beleef u nerf voor nerf, een bundel uit 2010, waarin Willem Hendrik Gispen (1943) – dus niet de beroemde industrieel vormgever (1890-1981), maar de naar hem vernoemde bioloog, neurowetenschapper en voormalig rector magnificus van Universiteit Utrecht – schrijft over zijn fascinaties en interesses aan de hand van gedichten van Gerrit Achterberg. Subtitel is dan ook Ontmoeting met Achterberg. N. kent de auteur en als ik hem goed begrijp, is dat niet een reden voor dit geschenk. Maar diens onderwerpkeuze is dat natuurlijk des te meer.





Slechts in één cyclus van drie dagen richtte ik mij in deze rubriek op het werk van Gerrit Achterberg (1905-1962), maar door deze bundel nam ik toch maar weer eens de voortreffelijke biografie uit de kast die Wim Hazeu in 1988 publiceerde – een jaar later in een uitgebreide editie. 
Door Achterbergs complexe persoonlijkheidsstoornis las die biografie als een roman. Gispen verwijst er slechts zijdelings naar. Dat is wanneer hij bovenstaand gedicht citeert en daarover zegt:

Achterberg schrijft Vogel van waanzin in een zeer moeilijke periode van zijn leven, opgesloten in een asiel. Achterbergkenners vinden zijn werk uit die tijd van mindere kwaliteit. Het is maar de vraag of een moeilijke periode uit het leven van een dichter tot slechte gedichten zou moeten leiden. Voor mij heeft het gedicht de kracht van de menselijke emotie in een vogel.  
Angst van vogels? Angst zoals mensen die kennen? Vogels opgejaagd in een ruimte waar ze per ongeluk in gevlogen zijn en niet meer uit kunnen, en verdwaald tegen een glazen ruit aan botsen, zonder daar doorheen te komen. Letterlijke angst, figuurlijke waanzin.

Ik ben ontroerd als ik de regels lees:

waar onroerbaar zwart
de horizonnen liggen,
die zij heeft lief gehad –
maar vliegt zich in het glas te blinde

Ik zie een mens, geen vogel, die zich binnen zijn eigen wereld te pletter loopt.
De onmacht die je voelt als je jezelf weer eens niet hebt overwonnen. Of het verdriet dat je ziet in jonge mensen die hun weg kwijt zijn en zich te blinde vliegen. Buiten liggen de horizonnen die zij hebben liefgehad. Maar binnen leeft het gevoel van eenzaamheid en onbegrepenheid.
Ik zie een vogel, geen mens. Het is een vogel die jou volgt en je niet uit het oog laat. Zijn zang is krassen en piepen en schreeuwen. Hij overstemt je stem en doodt je wezen. Hij cirkelt als een gier over mensen die meer dood dan leven willen. De waanzin straalt uit zijn ogen en zijn klauw grijpt zijn prooi. Zoek daarom op tijd een zacht vergif. Voor hem, niet voor jezelf.


Tja, Willem Hendrik Gispen maakt zich hier wel heel gemakkelijk af van Achterbergs problematiek, die zo duidelijk spreekt in onder meer bovenstaand gedicht. Hij verwijst ook slechts één keer naar die monumentale biografie van Wim Hazeu en dat is naar een bijlage helemaal achterin. Dat is toch geen poging Achterberg te ontmoeten? Door aan de kern van zijn bestaan voorbij te gaan, is hij hem op zijn hoogst toevallig gepasseerd. 

Gispen noemt zijn uitgave een Ontmoeting met Achterberg, maar het leest of Achterberg slechts de spiegel heeft vastgehouden die het de auteur mogelijk maakte goed naar zichzelf te kijken. Ontmoeting via Achterberg was een betere subtitel geweest.

Morgen verder (maar dan gaat het wèl over Achterberg uiteraard)!

Archief 2020