Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 dagelijkse en vanaf 1 januari 2020 wekelijkse, maar daarna toch weer iets vakere rubriek met gedichten en gedachten daarover. Het levensmotto blijft: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links naar het volgende. Handiger zijn deze links: daarmee ga je naar de 
inhoudsopgaven van 2024-1 (A t/m K) en 2024-2 (L t/m Z), 2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z), 
2022-1 (A t/m K), 2022-2 (L t/m Z) 2021-1 (A t/m K), 2021-2 (L t/m Z), 2020-1 
(A t/m K), 2020-2 (L t/m Z), 2019, 20182017 en 2016.

Week 24 - 63. Amina Belôrf: Omhoog

maandag 15 juni 2020

Zou jij zien hoe ik nu op daken
en jij toen in mijnen afdaalde
dit land omarmde als een
tussenstophuis

nu je ziel te rusten ligt diep
in de Atlas, Antwerpse straten
je passen missen, beklim ik
nog steeds daken, ontgin dromen
schep nieuwe hoop als steenkool
en stuur ze omhoog

het daglicht in.

2020


Slotgedicht van Zonder het licht te breken, de debuutbundel van Amina Belôrf (1990). Zij is de dochter van Marokkaanse ouders, die midden jaren zestig als arbeidsimmigranten naar Antwerpen kwamen. 
De bundel bestaat uit gedichten en verhalen die zij ook heeft verwerkt tot een voorstelling, getiteld
Atas-Antwerpen (retour).




Met je hoofd hier en je hart nog daar daalde je af in de donkere mijnen. Je vertelde moeder over de gruwel onder de grond, over de ongevallen waarbij collega's soms een arm of been verloren en in allerijl werden afgevoerd. Het was slikken en doorgaan. Er moest gewerkt worden om te overleven. Er waren monden te voeden, er was huur te betalen, er waren rekeningen in orde te brengen.
Toen de mijnen sloten heb je al het werk gedaan dat je krijgen kon: in de horeca, de haven, in allerlei fabrieken. De tijd verstreek, je kinderen groeiden op. Een tijdelijke situatie werd verlengd.


De bundel en het programma openen met Brief aan mijn vader en dat verhaal, waaruit hierboven een fragmentje, trekt je meteen vol haar leven in. Het maakte indruk op mij. Niet vanwege het, niet altijd foutloze en (ook in haar poëzie) soms clichématige taalgebruik, maar wel vanwege de intensiteit van haar woorden, de krachtige persoonlijkheid die daarin naar voren treedt en de dankbaarheid die zij daarvoor – voor het kunnen worden wie zij is – uitspreekt naar die, inmiddels overleden vader. Een monumentje in taal. 





In het vervolg van haar geschreven en gesproken vertelling leren we Amina Belôrf steeds beter kennen, als jonge allochtone vrouw die, met haar moeder, broers en zussen dicht bij zich, opgroeit in het steeds intolerantere overvolle Antwerpen en vaak denkt aan de plooibaar idyllische Atlas, waar zijn ziel te rusten ligt. Met bovenstaand gedicht voert zij je als lezer of luisteraar meteen weer terug naar dat openingsverhaal en daarmee maakt zij haar bundel en voorstelling prachtig rond.

Archief 2020