Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 dagelijkse en vanaf 1 januari 2020 wekelijkse, maar daarna toch weer iets vakere rubriek met gedichten en gedachten daarover. Het levensmotto blijft: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links naar het volgende. Handiger zijn deze links: daarmee ga je naar de 
inhoudsopgaven van 2024-1 (A t/m K) en 2024-2 (L t/m Z), 2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z), 
2022-1 (A t/m K), 2022-2 (L t/m Z) 2021-1 (A t/m K), 2021-2 (L t/m Z), 2020-1 
(A t/m K), 2020-2 (L t/m Z), 2019, 20182017 en 2016.

Week 22 - 51. Jacques Hamelink: Veldje geitevoet

woensdag 03 juni 2020

Jong koppel bij jong koppel op bezoek. Wijn
en gegrap. Zijn vrouw gaf haar baby de borst.
Zijn zwager showde hem de gloednieuwe motor,

gaf hoog van het vermogen op van de Harley,
in de klasse van 500 cc het voorstescherpste. 
Sloeg de bewonderaar de proef op de som voor.

Zomeravond. Heet. Hij wenste niet het nauw
sluitend motorpak, wou evenmin valhelm op.
In hemdsmouwen was hij parti, blootshoofds.

Eenmaal de nieuwbouwwijk achter zich was
de lege lijnrechte weg voor hèm, hij vrij
om uit de machine het maximale te halen.

Époustouflante donderslagen, ontploffingen
van de knalpot zwollen aan. Mijn moeder
zei ze hoorde haar fluitketel niet meer. In

de net twee wagen brede wagenloze steenweg
lag de langzame slangebocht. Met een snelheid
van rond 150 kilomtere per uur ging hij die in,

te laat om zijn misslag nog te kunnen corrigeren,
vloog zonder motor over de klinkers te pletter.
De pulp uit zijn hersenpan zat aan de geitevoet.

De plek was taboe voor een tijd. Generlei hara.

2020


Vervolg van gisteren.

Hame van herkomst heet de derde afdeling. Een hame is een halsjuk voor trekdieren. Juk hier overduidelijk in de betekenis van wat op hem drukt van herkomst, dus uit zijn jeugd. Zoals in het bovenstaande gedicht het verongelukken van de jonge man, net vader, want zijn vrouw gaf haar baby de borst. Mens en natuur treffen elkaar gruwelijk: zijn hersenen besmeuren de geitevoet, waarin het gedicht zijn lieflijke titel dankt.
Hieronder, uit dezelfde afdeling, nòg een herinnering en wel aan de Stil binnengekomen vaste late bezoeker:

De vensters zijn door de blinden beveiligd, schuur-
en huisdeur zullen hem na slot en grendel gedaan.
Onze altijdvoorbereidheid op boeve- en hondegetij.

De kousenvoeten op de keukenstoelsporten gezet, voor
elkaar onzichtbaar zowat zaten we kras zonder spraak
bij elkaar onder de vuurgloed tegen de zolderbalken.

Na ons in luister verstikt geweest zijn haalt met omhaal
van woorden de gast verhalen op van na Veertien-Achttien
de roofleurdersbende van Van Hoe en Verstuyft , van hoe ze

ter beslopen hofstee te werk gingen. Baas, bazin, koemeid
en knecht, de geringste getuige, kakkinderen in koelen
bloede door hen afgeslacht bij de pot goud in de kelder.

Het schimtergend geblaf, duivelsalarm van een kettinghond
dringt uit de naast verte tot ons door. Horen aan hoe
de wind gaat op. Voor de muizin nu achter de plint, nu

de muis achter het tengelwerk spitsen zich ons aller oren.

Archief 2020