Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 dagelijkse en vanaf 1 januari 2020 wekelijkse, maar daarna toch weer iets vakere rubriek met gedichten en gedachten daarover. Het levensmotto blijft: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links naar het volgende. Handiger zijn deze links: daarmee ga je naar de 
inhoudsopgaven van 2024-1 (A t/m K) en 2024-2 (L t/m Z), 2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z), 
2022-1 (A t/m K), 2022-2 (L t/m Z) 2021-1 (A t/m K), 2021-2 (L t/m Z), 2020-1 
(A t/m K), 2020-2 (L t/m Z), 2019, 20182017 en 2016.

Week 42 - 299. Vrouwkje Tuinman: Wachtkamer

zaterdag 26 oktober 2019

Vervolg van gisteren.


Om te beginnen: ik kwam die vrijdag een uur of vijf te laat bij jouw overlijden.
De dag erna hoorden de mensen ervan en zeiden me te zeggen dat het niet waar was.
Nog wat later stond het in de krant, en was het waar. De mensen wisten elk op hun eigen manier hoe het gegaan was.
Op sommigen lag ik tien maanden voor. Ze hadden nooit gedacht dat jou zoiets overkomen kon.
Weer anderen voorspelden me hoe de dagen zouden gaan.
De dagen gingen in geen enkele juiste volgorde tekeer, totdat ze brutaal wisten te melden dat het weer vrijdag was.
Om zo laat moest ik bij de rouwauto zijn. Om zo laat zouden de klokken luiden.

Er is iets mis met de tijd, dacht ik, in de karavaan achter jouw voeteneind, op gepaste afstand (denk om de veiligheid!) de hoek om gaand. De klokken luidden niet, maar iedereen was er.

Er waren mensen die zeker wisten dat je alleen deze middag dood zou zijn, voor wie ’s avonds alles alweer rechttrok: ze gingen naar de kroeg, daar was je niet, maar daar was je nooit met hen, dus dat klopte.

Sindsdien schijnt het idee te zijn dat ik het centrum vorm van een kring die met mij praat en huilt en vooral ook heel veel eet.
Ik moet, ik mag komen borrelen, picknicken, dineren, men wil mij in de auto laden en naar stranden, parken, theaters.
Ze kondigen aan een paar dagen vrij te nemen zodat ze met mij naar een andere stad kunnen gaan. Brussel, Barcelona.
Niemand die in mijn agenda kijkt en ziet dat hij vol staat met maar één taak.

(Soms, vaak, hadden we de tijd mee. Is het vandaag woensdag? Vroeg jij en dan bleek het pas dinsdag. Pas na afloop weet je hoe weinig tijd je had.)

Mensen pakken mijn hand en bezweren dat het beste is je huis ten minste een halfjaar aan te houden, tijd te nemen, terwijl je huurcontract daar heel anders over denkt.

Na drie weken vraagt de eerste persoon of ik het een plekje heb kunnen geven.
Na vier weken vraagt iemand of ik tot rust ben gekomen.
Na vijf weken organiseert weer een ander een eerbetoon. Ik mag ook komen.

Ik ben weer zo vaak bij jou zoals toen het net begon – ik ga naar huis voor de planten en de kat, en dan weer snel terug.
Maar toen het net begon kwam jij me halen, omdat je niet kon wachten tot ik er eindelijk was. Soms was je al bijna op het station als ik de trein uit stapte. Nu loop ik het hele stuk in zijstraten te kijken, of je misschien een andere route hebt genomen, maar nee. Beter neem ik de auto.

Ik lever je Staatslot in precies de dag nadat het is verlopen. Als ik gisteren was gekomen had je twee euro veroverd, althans, als ik jouw krabbel moet geloven. Een bedrag dat blijkbaar wel kon wachten. Nu heb je het niet meer nodig.

Het is nu drie maanden geleden, zegt iemand, en ik verbeter twee.
Het is nu drie maanden geleden, zegt iemand, en ik verbeter vier.

[De grond waarin je ligt heb je voor twintig jaar, de maanden zetten streepjes terwijl er nog een steen op moet, met daar weer letters in.)

Er is iets mis met mij. Ik weet bijvoorbeeld zeker dat alle mensen gek zijn – terwijl dat statistisch niet zo kan zijn. Ik heb al je lampen weggegeven en erbij uitgelegd dat je er steeds een kocht als er weer iemand dood was. Soms verzon ik welke dode bij de lamp moest horen. Een doos vol peertjes bleef over. De mooiste had je misschien een keertje ingeschroefd maar vervolgens voorzichtig weggeborgen. Het is nu drie, vier maanden geleden en ik durf een gloeilamp met een roos erin, het doosje zegt 21 franc en ongeveer uit je geboortejaar, niet aan te steken.

Er is iets mis. Dat je dood bent, kan ik wel aan, maar niet dat het doucheputje verstopt is, dat ik mijn treinkaart kwijt ben, en dat iedereen altijd en overal te laat komt. Dat de mensen je verjaardag willen vieren. Dat weer anderen de datum onmiddellijk van de kalender hebben verwijderd.

(Ik ben intussen 44 – precies de leeftijd die jij had toen wij samen kwamen. Misschien waren wij al die tijd even oud.)

Na een aantal maanden begint men massaal te vragen of ik het leven weer opgepakt heb, een beetje dan, terwijl ik, bij mijn weten, het leven al oppakte zodra ik je vond en ik je handen pakte om ze anders te leggen, je adresboek pakte om een nummer te zoeken om te bellen.

Je agenda ligt voor me en de hele komende week staat open. Ik heb het lampje toch maar aan gedaan, dat leek me logisch aangezien je leliebollen, weliswaar een paar maanden te laat, zijn opgekomen.

Jou opheffen kost zoveel tijd. Je houdt postuum een hele industrie van loketten in leven. Ik zit aan de verkeerde kant van de productielijn.

Sorry, maar wanneer houdt dit zielige gedoe nu eens op? vraagt iemand na een jaar. Niet aan mij, maar aan een vriend van jou, die onderhand wel aan de stand van zaken gewend zou moeten zijn.
Het is wachten tot ik dezelfde opgave krijg. Er gaan allerlei mensen dood, soms zelfs op straat, ze trekken in de journaals voorbij en deze wedstrijd kun jij niet meer winnen.
Niet op ingaan, zou ik nu tegen jou zeggen.
Maar ik kan je niets vertellen. Er zijn mensen bij wie deze omstandigheid uitstekend werkt, maar met ons is iets mis. Al een hele tijd.

2019

 
Ik heb al je lampen weggegeven en erbij uitgelegd dat je er steeds een kocht als er weer iemand dood was. F. Starik koos voor lampen; ik, met reden die er hier niet toe doet, voor klokken toen L. in 1995 stierf en ik radeloos achterbleef. 

Sorry, maar wanneer houdt dit zielige gedoe nu eens op? vraagt iemand na een jaar. Nooit houdt het op (al valt met de dood steeds beter te leven). Het is daarom dat Vrouwkje Tuinmans bundel me deze dagen zo diep raakt. 


Morgen verder.


Archief 2019