Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 dagelijkse en vanaf 1 januari 2020 wekelijkse, maar daarna toch weer iets vakere rubriek met gedichten en gedachten daarover. Het levensmotto blijft: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links naar het volgende. Handiger zijn deze links: daarmee ga je naar de 
inhoudsopgaven van 2024-1 (A t/m K) en 2024-2 (L t/m Z), 2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z), 
2022-1 (A t/m K), 2022-2 (L t/m Z) 2021-1 (A t/m K), 2021-2 (L t/m Z), 2020-1 
(A t/m K), 2020-2 (L t/m Z), 2019, 20182017 en 2016.

Week 41 - 291. Koen Stassijns: Het bordes

vrijdag 18 oktober 2019

Vervolg van gisteren.


De trap. Zij keerde zich om, vanop het bordes.
Ik hoorde het glas dat rinkelend stukviel in
haar ogen en zag dat zij huilde. Was het een mes
dat ik niet aankon? Mededogen? En ik stak
een hand naar haar uit en trachtte haar aan te raken.

Ik stond twee treden lager. Mijn hand wist niet echt
waar naartoe. Hoe kan een man van zeventien zijn
moeder met een streling troosten? Waar komen vingers
dan terecht? Waar staken de schimmen het gevecht
dat tussen liefde en schaamte harteloos woedt?

Toen spuwde zij het uit. Jouw vader is al jaren
impotent! Besef jij wat dat is voor een vrouw?

Zij goot haar geheim over mij heen en nooit waren
wij dichter bij elkaar, eensgezinder, alleen.
Twee treden en een trap, een moeder met haar kind.

Die nacht heb ik mijn stijve lid gestreeld als nooit
tevoren, terwijl ik liefdevol aan haar dacht.
Ik kwam niet klaar. Een verlegen god hield me tegen,
een ranzig gebod, een verbod, en meer dan ooit
de waan dat zij die dag mijn vingers had verstaan.

2019


In de langverwachte en omvangrijke bundel 
Hemelingen schuwt Koen Stassijns geen onderwerp en gaat hij het leven zinnelijk te lijf. De dichter onderzoekt de macht en de onmacht van de woorden die tot onze beschikking staan en kijkt terug op een bewogen leven. De macht ligt in de mogelijkheid de gevoelens van liefde, verdriet, wanhoop, weemoed en pijn te benoemen en als daad van verzet te kijken hoever hij daarin kan gaan, en precies daar tekent zich ook de onmacht af. Hij is nietsontziend over familie, vrienden, bekenden, en eigenlijk vooral over zichzelf. Dit is poëzie die levenskracht uitstraalt, en leven ís. Stassijns laat niet onberoerd: aan Hemelingen valt niet te ontsnappen.

Aldus het achterplat van de imposante nieuwe bundel van Koen Stassijns, waaruit ik amper kan kiezen, want veel van zijn gedichten spreken me aan.
Hij is niet ontziend over familie zo blijkt onder meer uit dit gedicht. In een biografische schets lees ik:
De vader van Stassijns was apotheker.  Zijn moeder pleegde begin tachtiger jaren zelfmoord.
Informatie die nooit noodzakelijk is om te weten, maar soms kan helpen; niet om het gedicht te doorgronden – Stassijns geldt als een vormvaste, zeer toegankelijke dichter –, maar wel om de essentie ervan nog meer te doorvoelen.
Nooit waren wij dichter bij elkaar […] alleen. 

Uit zijn vorige bundel, Zwijgplicht (2000), komt dit gedicht, getiteld De moeder:

Al jaren dood gaat zij nog elke dag
een heel eind om in mij. Ik zie haar na
het scheren elke morgen voor me, en sta
een voetstap in haar schaduw stil. Haar lach
tast mij in oog en mondhoek aan, breekt uit
zijn glazen kooi de kamer in en zwijgt wat
aldoor was verzwegen: dat ze begraven lag
onder de duim van een man, in een gat
waar een bouwvallige god het werktuig
van haar buik niet ontzag. Hij werd bewaard,
zij vreesde. Zo ligt ze in mij opgespaard
en gaat in elke vrouw die ik omhels tekeer.
Ze duldt geen vader meer, geen spiegelbeeld,
geeft mij integendeel haar weerzin weer.


Morgen verder. 

 

Archief 2019