Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 dagelijkse en vanaf 1 januari 2020 wekelijkse, maar daarna toch weer iets vakere rubriek met gedichten en gedachten daarover. Het levensmotto blijft: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links naar het volgende. Handiger zijn deze links: daarmee ga je naar de 
inhoudsopgaven van 2024-1 (A t/m K) en 2024-2 (L t/m Z), 2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z), 
2022-1 (A t/m K), 2022-2 (L t/m Z) 2021-1 (A t/m K), 2021-2 (L t/m Z), 2020-1 
(A t/m K), 2020-2 (L t/m Z), 2019, 20182017 en 2016.

Week 32 - 229. Lieven Tavernier: De verdwenen karavaan

zaterdag 17 augustus 2019

[Beluister Jan De Wilde, 1991]
[Beluister Lieven Tavernier, 1995]


Ik sliep in 't diepe duister, in 't midden van de nacht,
stond iemand in m'n kamer en zei: ‘Je wordt verwacht,
de karavaan staat klaar, kom op en kleed je gauw,
we staan op jou te wachten, ja d'er is nog plaats voor jou.’

En toen ik uit m'n huis ging, zag ik een groepje staan, 
herkende hun gezichten en wist nog ieders naam,
het waren oude vrienden die ik nooit meer had ontmoet 
en ook m'n jeugdvriendinnen stonden wachtend op de stoep. 

Iemand gaf een teken en wij vertrokken toen,
de vrieslucht sneed bijtend door m'n jas van licht katoen, 
geen mens was in de straten, er klonk nergens geluid,
witte vlokken vielen, veegden onze sporen uit.

En weldra lag de stad al heel ver achter ons, 
we liepen zwijgend verder langs stilstaande wagons 
en verder langs de velden trok de karavaan,
de wijzers op de toren bleven onveranderd staan.

Een kind dat niet kon slapen, heeft ons die nacht gezien 
en hoe op onze schouders de sneeuw zacht neder viel 
en hoe m'n jeugdvriendinnen als zusters dicht bijeen 
m'n liefdesbrieven lazen, lieten vallen in de sneeuw.

Ik keek naar hun gezichten, bekeek ze van dichtbij,
ze leken zacht en rustig, glimlachten tegen mij,
geen droefheid, geen vermoeidheid, de kou deerde hen niet,
ze liepen zonder aarzelen naar een onbekend gebied.

En plotseling werd ik angstig, al wist ik niet waarom,
en net toen ik wou vragen of ik bij hen blijven kon,
lieten ze me achter, verdwenen één na één,
er werd geen woord gesproken, maar iemand knikte zacht van neen.

M'n liefste kwam mij wekken, ze zei: 'Je sliep zo diep.'
Ik wou m'n droom vertellen, ik vond de woorden niet,
ik vouwde m'n handen voor m'n gelaat 
en weende zacht en bitter, om de verdwenen karavaan.

1991




De Vlaamse dichter-zanger Jan De Wilde (Aalst, 1944) zat in 2015 vijftig jaar in zijn vak en ter gelegenheid daarvan verschenen een 2cd, een dvd en een biografisch boek met al zijn liedteksten. Het bleef hier maar op tafel liggen tussen de nieuw verschenen boeken en vandaag maak ik een andere keuze door het weg te leggen. Maar niet zonder er een lied uit te kiezen: het bovenstaande. Net als deze twee (luister hier en hier) geschreven door Lieven Tavernier, die het vier jaar na Jan De Wilde ook zelf opnam.

Archief 2019