Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 dagelijkse en vanaf 1 januari 2020 wekelijkse, maar daarna toch weer iets vakere rubriek met gedichten en gedachten daarover. Het levensmotto blijft: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links naar het volgende. Handiger zijn deze links: daarmee ga je naar de 
inhoudsopgaven van 2024-1 (A t/m K) en 2024-2 (L t/m Z), 2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z), 
2022-1 (A t/m K), 2022-2 (L t/m Z) 2021-1 (A t/m K), 2021-2 (L t/m Z), 2020-1 
(A t/m K), 2020-2 (L t/m Z), 2019, 20182017 en 2016.

Week 13 - 94. Mohammed Chacha: De emigrant

donderdag 04 april 2019

Het paspoort in de zak,
een rugzak op de rug…
Mhand, analfabeet,
trekt erop uit om te emigreren.
En Fatima maakt, jaar na jaar,
haar ogen op en verft haar lippen.
Zoals de dorstige dorst
naar appels of naar abrikozen,
zo verlangt zij naar haar man.
Maar in haar buik geen vlinders: angst,
angst dat hij ginder zal hertrouwen.

Mhand is analfabeet…
Een Europeaan spreekt tot hem.
In welke taal moet hij antwoorden?
Wat moet hij tegen hem zeggen?
Zal hij zijn lippen bewegen?
Zal hij gebaren met zijn handen?
Zal hij zeggen: ‘Nee’?
Zal hij zeggen: ‘Ja, zo is het’?
Wat moet hij doen?
In welke taal kan hij spreken?

Tegen Fatima zeggen ze:
‘Hij zal trouwen met een westerse vrouw.
Bereid je maar voor
op de terugkeer naar het vaderlijk huis,
daar mag je cactusvruchten
van hun stekels ontdoen.’

Voordat Mhand vertrok
had men hem één ding goed geleerd:
‘Doe je werk
en blijf uit de buurt van extremisten!’
Hij werkte in de fabrieken.
Hij maakte de wc’s schoon.
Hij waste de borden af.
Hij maakte de bedden op.
Hij zag in dat hij zou blijven.
Hij heeft zijn vrouw gehaald.
Hij heeft kinderen verwekt
die groot werden en naar school gingen.
Het Berbers zijn zij vergeten,
Nederlands spreken zij als water.

Hij is verdwaald,
het spoor bijster
in de leegte van een woestijn.
Zal hij blijven?
Zal hij teruggaan?

Een roofvogel koos zijn gezin als prooi.
De week van de vijgenpluk is verstreken.
Zijn kinderen doen zijn hart breken.
De ene zoon woont in de bajes,
de andere wil van paspoort veranderen.
Het brood blijft steken in zijn keel.
Het kanon weet zich geen raad met de spreeuw.

Zijn gezin heeft hij herenigd.
Hijzelf is, uiteindelijk, nergens meer.

1993






Van de achterkant:
Deze bundel bevat een selectie uit het werk van de vier grootste dichters uit de Rif. De dichters Mohammed Chacha, Ahmed Ziani, Fadma el Ouariachi en Mimoun el Walid hebben met gevaar voor verstoting en verbanning hun leven gewijd aan de poëzie. In de gedichten wordt de liefde bezongen, de migratie verfoeid en om emancipatie geschreeuwd. De stemmen van deze dichters komen uit de vorige eeuw en klinken nog steeds luid en duidelijk.

Mohammed Chacha (1955-2016) is een van die stemmen die komen uit de vorige eeuw. Ik zoek op wie Chacha was: geboren in Kabou Yawwa, in 1977, op de vlucht voor het Marokkaanse regime, naar Amsterdam gekomen, waar hij politiek asiel kreeg. Zijn familie werd sindsdien door de autoriteiten geïntimideerd en haar grond is zelfs onteigend. Chacha ging aan het werk in de gehandicaptenzorg, bleef intussen dichten en zette Uitgeverij Izouran op, die publicaties van Amazigh/Berberschrijvers bezorgde. Ook van hemzelf. Bovenstaand gedicht verscheen in Honger, naaktheid en vlucht voor de honden (1993), in zijn geheel vertaald door Roel Otten, die ook het meeste werk van de andere drie dichters in Vallende tijd vertaalde. 

Mohammed Chacha


Van die andere drie auteurs leeft Ahmed Ziani (1954) ook niet meer; hij stierf eveneens in 2016 in Amsterdam. Fadma el Ouariachi (1957) en Mimoun el Walid (1959) zijn nog wel actief als schrijver. Alhoewel: laatstgenoemde woont in Brussel, waar hij, zo lees ik, een teruggetrokken bestaan leidt. 

Eenzaamheid en gemis zijn de grote thema’s van deze bundel, want in het welvarende vrije Nederland ontberen zij hun prachtige land. Bovendien: hun kinderen spreken niet langer Berbers. Of zoals Ahmed Ziani schrijft: Ze hebben allerlei Nederlandse woorden geleerd, met wie kan hij nog spreken? En er is natuurlijk verscheurdheid, want zij vertrokken in de hoop op een beter bestaan, maar familieleden, geliefden en vrienden bleven achter en met velen van hen konden of mochten zij niet communiceren; ze raakten van elkaar vervreemd. Gelukkig bevat de bundel ook gedichten met hoop op vrijheid van hun volk, maar vaak klinkt er toch de woede en het verdriet over de onderdrukking keihard in door.

Archief 2019