Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 dagelijkse en vanaf 1 januari 2020 wekelijkse, maar daarna toch weer iets vakere rubriek met gedichten en gedachten daarover. Het levensmotto blijft: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links naar het volgende. Handiger zijn deze links: daarmee ga je naar de 
inhoudsopgaven van 2024-1 (A t/m K) en 2024-2 (L t/m Z), 2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z), 
2022-1 (A t/m K), 2022-2 (L t/m Z) 2021-1 (A t/m K), 2021-2 (L t/m Z), 2020-1 
(A t/m K), 2020-2 (L t/m Z), 2019, 20182017 en 2016.

Week 31 - Jos Versteegen: Dat voorjaar

dinsdag 01 augustus 2017

Wanneer uw moeder jarig was,
dan kreeg ze van de bovenbuurvrouw
de mooiste lappen stof, katoen
of zijde, u ziet de tulpen nog
tegen een blauwe achtergrond.

Het baaltje stoffen was in touw gedraaid,
en in de vroege ochtend,
wanneer uw moeder jarig was,
dan liet de bovenbuurvrouw, eenhoog,
dat pakje zakken voor uw raam.

Uw moeder droeg de tulpen nog,
op blauw, toen zij daar niet meer woonde,
de bovenbuurvrouw van de stoffen.
"Ik kom terug", had ze gezegd,
en in haar beste jas ging zij
de trap af naar het voorportaal.
Er stonden wagens in de straat.
Het was om vier uur in de morgen.

2017 


Net als gisteren een gedicht uit Woon ik hier, de zevende bundel van Jos Versteegen. Ik beleef daar veel plezier aan. Ik citeer hem nogmaals uit zijn nawoord:
Het afscheid van mevrouw De W, (zie dus gisteren, fv) was niet helemal eenzaam. Een paar medewerkers van het verzorgingshuis waren aanwezig en een van hen hield een toespraak. Terwijl ik zat te luisteren kwam ik op een idee: ik moet eens met bewoners van het verzorgingshuis gaan praten. Hun levensverhalen zijn er nog en ze kunnen me inspireren tot gedichten. Het is mooi en soms aangrijpend om te schrijven voor een eenzame dode, en dat blijf ik doen, maar het is ook mooi om naar oude mensen toe te stappen om te horen wat zij hebben meegemaakt, hoe zij terugkijken op hun leven. Uit hun mond kan ik nog zoveel optekenen.
En dat heb ik twee jaar lang gedaan. De levensverhalen kwamen bijna vanzelf. Ik heb anekdotes gehoord die ik nooit zelf had kunnen bedenken. [...] Ik heb verhalen gehoord over lichamelijk ongemak, het weghalen van joden, een onbekende soldaat, de ervaringen van een kind van foute ouders, Indië, verre reizen, grote liefdes. jonggestorven echtgenoten. Over een vrouw uit een arm milieu die zichzelf in september graag trakteerde op Prinsjesdag: zwaaien naar de Gouden Koets. Ik heb kennisgemaakt met een man die als baby werd verstoten door zijn vader en hem zo graag wilde leren kennen. Met een man die de grafsteen van zijn moeder onder zijn bed bewaart, omdat hij hem voor zijn eigen graf wil hergebruiken. Ik heb mijn buren leren kennen. Zij hebben verteld. Die verhalen zijn nu gedichten.

Bovenstaand gedicht is natuurlijk het verhaal over het weghalen van joden. Een schok, die laatste regels, want daarvóór ben je - onder meer door de herhalingen - helemaal meegenomen in dat tafereel, in de vroege morgen wanneer uw moeder jarig was, rond de mooiste lappen stof met tulpen tegen een blauwe achtergrond. Die wagens in de straat zie je niet aankomen; ik hoop dat de bovenbuurvrouw van de stoffen er ook geen weet van heeft gehad voordat ze er opeens stonden: om vier uur in de morgen.

Archief 2017