Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 dagelijkse en vanaf 1 januari 2020 wekelijkse, maar daarna toch weer iets vakere rubriek met gedichten en gedachten daarover. Het levensmotto blijft: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links naar het volgende. Handiger zijn deze links: daarmee ga je naar de 
inhoudsopgaven van 2024-1 (A t/m K) en 2024-2 (L t/m Z), 2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z), 
2022-1 (A t/m K), 2022-2 (L t/m Z) 2021-1 (A t/m K), 2021-2 (L t/m Z), 2020-1 
(A t/m K), 2020-2 (L t/m Z), 2019, 20182017 en 2016.

Week 18 - Hans Dorrestijn: De bezorgde vader

zaterdag 06 mei 2017

Ik heb een kind dat wil ik houden.

Kinderen horen niet te sterven.
Maar het gebeurt: door autoband of vuur,
door staal, door glas (in splinters of aan scherven),
door mensenhanden, uur na uur.

Zoveel duizend mogelijkheden
en ik heb aanleg voor het visioen.
Ik moet veel tijd en energie besteden
aan wat de Dood hem aan kan doen.

Ik ben iemand die zichzelf moet temmen.
Ik ga toch al door de hel.
Mijn bezorgdheid kent geen remmen.
Men zegt mij: brommers, auto's wel.

Maar mijn bezorgdheid heeft geen remmen.
Demp elk kanaal en elke sloot!
Twee jaar is hij, hij kan niet zwemmen!
Ik wil niet zijn verdrinkingsdood!

Overwoeker gras de wegen.
Verhinderd onkruid elk verkeer.
Ik heb een zoon van twee gekregen
en zijn leven is zo teer.


En het noodweer dient verboden.
Bliksem, rukwind wat niet al.
Want ieder noodweer eist zijn doden.
Hoe licht komt er een boom ten val?

Wie mij bemint die dooft de vuren.
Geen laswerk, waakvlam, haard of gas.
Opdat niet mijn zoontjes laatste uren
het werk van uw handen was.

Ik heb een kind dat wil ik houden

1995



De dood van een kind is het allerergste wat een ouder kan overkomen. Als je kind sterft, ervaar je dat alsof een deel van jezelf sterft, schrijft Barbara Rosof in
Het zwaarste verlies (Amsterdam, 1998). Daarin staat ook dat kleine kinderen het vaakst overlijden door een ernstige ziekte, een ongeval of door moord.
Hans Dorrestijn (en hier en hier) had die statistieken niet nodig om zich al die vreselijke doodsoorzaken voor de geest te halen toen hij bovenstaande liedtekst schreef. Daarin verwoordt hij hoe bezorgd hij is dat zijn zoon van twee iets overkomt.

Het hart van de tekst is de strofe met de regels Overwoeker gras de wegen. Verhinder onkruid elk verkeer. Ik heb een zoon van twee gekregen... Nadat de dichter-liedauteur in enkele strofen zijn bezorgdheid heeft geuit over wat zijn kind kan overkomen (inderdaad: verkeer, ongeval, geweld), hoe bang hij daarvoor is (want ik heb aanleg voor het visioen) en wat daar de oorzaak van is (namelijk mijn bezorgdheid kent geen remmen), komt hij met zijn gebod aan gras en onkruid. De komma's staan er niet, maar zijn er wel:
Overwoeker, gras, de wegen.
Verhinder, onkruid, elk verkeer.

Reden: Ik heb een zoon van twee gekregen.
In een essay interpreteerde Willem Wilmink (en hier en hier) deze regel als volgt: Het is of de spanning van de geboorte voortduurt, jaar in, jaar uit. Een vader in chronische barensnood.
Ik lees het anders: de vader realiseert zich dat het kind nu op een leeftijd is gekomen waarop het gevaar niet meer valt te bezweren, aangezien het letterlijk en figuurlijk loskomt van moederborst en kinderwagen en op eigen beentjes is gaan staan. De vader had een baby en die kon hij beschermen; nu heeft hij een zoon van twee waarover hij wil waken. De vader geeft daarmee een nieuwe invulling aan zijn overbezorgde aard.

Archief 2017