Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 dagelijkse en vanaf 1 januari 2020 wekelijkse, maar daarna toch weer iets vakere rubriek met gedichten en gedachten daarover. Het levensmotto blijft: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links naar het volgende. Handiger zijn deze links: daarmee ga je naar de 
inhoudsopgaven van 2024-1 (A-F), 2024-2 (G-K), 2024-3 (L-R) en 2024-4 (S-Z),
2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z), 
2022-1 (A t/m K), 2022-2 (L t/m Z) 2021-1 (A t/m K), 2021-2 (L t/m Z), 2020-1 
(A t/m K), 2020-2 (L t/m Z), 2019, 20182017 en 2016.

Week 13 - Willem Wilmink: Wandeling

zaterdag 01 april 2017

Soms kom je iemand tegen die je kende.
Dan denk je: dat is aardig, een bekende,
de stad is groot.
Dan wil je gaan beginnen hem te groeten,
maar denkt opeens: die kan ik niet ontmoeten,
want hij is dood!

Je staat een beetje wonderlijk te kijken -
wat kan de een toch op de ander lijken,
het is toch kras.
En heb je 't voor jezelf dan afgehandeld,
dan komt er wéér zo'n dode aangewandeld
met flinke pas.

En je komt thuis, vermoeid en ietwat kriegel
en loopt, bij vage intuïtie, naar de spiegel
en raakt in nood.
Je ziet het spiegelbeeld zijn mond bewegen
en denkt: wie kom ik daar in godsnaam tegen?
Was die niet dood?

1969


Bovenstaande liedtekst maakte oorspronkelijk deel uit van het derde theaterprogramma van Cabaret Don Quishocking, uit 1969, getiteld: Kinderen en militairen half geld. Het kreeg helaas geen plaatsje op de grammofoonplaat die daarvan is uitgebracht. Ik was te jong voor Don Quishocking in 1969 en hoorde het lied pas voor het eerst in 1980, toen Don Quishocking het zong in een televisie-uitzending van de KRO, gemaakt ter gelegenheid van het verschijnen van een bloemlezing met reperoire van dit ensemble. Sindsdien huist het in mijn hoofd.

In 1986 dook het opnieuw op. Jenny Arean vertolkte het in haar theatervoorstelling
En voort gaat-ie weer, nu op muziek van Martin van Dijk, maar diens melodie is nauw gelieerd aan de oorspronkelijke compositie van Don Quishocking-pianist Pieter van Empelen. Tot mijn teleurstelling verscheen van dat programma geen opname. Maar in 1994 maakte Arean een studio-cd met een keuze uit haar theaterliedrepertoire, waaronder dit lied. Daarmee kwam Wandeling uiteindelijk toch nog goed op een geluidsdrager terecht.

In de zevenhonderd pagina's dikke bundel met de
Verzamelde liedjes en gedichten van Willem Wilmink, uit 1986 - later steeds aangevulder heruitgegeven tot uiteindelijk meer dan veertienhonderd bladzijden! - vind je Wandeling niet terug, evenmin als enkele andere teksten die hij in de jaren zestig speciaal voor het cabaret schreef. De reden hiervan is dat Wilmink zulk in opdracht geschreven repertoire beschouwde als producten van de tijd, zelfs al beschikken die nummers over onbeperkte houdbaarheid, zoals ook blijkt uit de grappige bedrijfstoespraak Zadkine, die Don Quishocking indertijd wèl op de grammofoonplaat van Kinderen en militairen half geld zette:

Dames en heren. We zijn hier in de kantine bij elkaar gekomen in verband met een ongeval binnen ons bedrijf. Onze medewerker H. van Dam is bij herstelwerkzaamheden aan een beeld van Zadkine, van een der steigers gevallen en met ernstige verwondingen in het Wilhelminagasthuis opgenomen.

Het beeld dateert uit Zadkines vroegste periode en verraadt hier en daar de invloed van Picasso, terwijl ook een hang naar exotische kunstwerken van de Inca's er niet vreemd aan is. Het beeld werd in 1956 voor twintigduizend gulden aangekocht door een bevriende relatie, die het ons bij het vijftigjarig bestaan van onze zaak ter geschenke gaf. Sindsdien is de aanblik ervan vertrouwd aan allen die onze zaak een warm hart toedragen. Dank u wel!

Stilistisch is er wel wat aan te merken op Wandeling, zoals het rijk rijm meteen in het begin: je kende, bekende. Natuurlijk bedoeld als dubbelrijm, maar met een onbeklemtoonde lettergreep als aanvang - je en be - gaat dat niet. Ook is er veel herhaling van woorden, zoals dan en (vervoegingen van) denken. Nu kun je deze bezwaren wel vaker loslaten op de poëzie van Willem Wilmink, die in zijn teksten eenvoud natreeft en hun daarom graag het karakter van spreektaal oplegt. Opzichtige stijlfiguren als rime riche en woordherhaling gelden bij een schrijver van zijn kaliber dan ook eerder als bewuste toepassingen en verkozen handhavingen dan als taalkunstige 'onvolkomendheden'.

Maar... hier lijkt het toch of de auteur de kritiek deelt. Immers, in de eerste bundel die verscheen ná zijn verzameld werk, Ze zeggen dat de aarde draait (1988), staat het gedicht Allerzielen. Dat is ontegenzeglijk een bewerking van Wandeling, welk lied Wilmink in 1986 dus opnieuw onder ogen was gekomen, omdat Jenny Arean hem toen vroeg of zij het in haar theaterprogramma mocht vertolken. Maar ook omdat hij in datzelfde jaar zelf de liedjes en gedichten selecteerde voor zijn verzameld werk. Wandeling viel dus af, maar vormde wel het uitgangspunt voor een nieuwe tekst, waarin Wilmink in andere bewoorderingen precies hetzelfde beeld schetst.

Dat is: een man raakt in verwarring als hij op straat vreemden tegenkomt die erg lijken op overleden kennissen. In Wandeling loopt hij vervolgens thuis naar de spiegel: niet bij toeval, maar bij vage intuïtie. Pas dan durft hij onder ogen te zien wat hij eigenlijk al vermoedde. Natuurlijk ziet de zoon in zijn spiegelbeeld de trekken van zijn overleden vader.
In
 Allerzielen heeft Willem Wilmink het beeld 'veralgemeniseerd', zoals hij al verklaart met zijn titelverwijzing naar deze christelijke feestdag ter nagedachtenis van àlle overledenen. Maar ook dat slot interpreteer ik graag op deze wijze: de zoon aanschouwt via zichzelf zijn gestorven vader.

Voordat ik ook de tekst van
Allerzielen opneem, moet ik nog even zeggen dat Willem Wilmink dat lied schreef voor het vaste orgelliedjes-fragment in het NOS-jeugdtelevisieprogramma Het Klokhuis. Edwin Rutten zong daarin steeds op dezelfde melodie van Harry Bannink een lied. Willem Wilmink had zich met zijn tekst dus te voegen naar de melodie: Dit heeft te maken met het budget; één en dezelfde melodie kon voor al deze liedjes volstaan.

Soms loopt er door een drukke straat
ineens een oude kameraad
of reisgenoot.
Je weet, zodra je hem begroet:
het kan niet dat ik hem ontmoet,
want hij is dood.

Eerst ben je nog een tijd verbaasd
omdat die levende toch laatst
die dode was.
Heb je de zaak dan afgedaan,
dan komt er wéér zo'n dode aan
met flinke pas.

Thuis van het dodencarnaval
zie je de spiegel in de hal -
je schrik is groot:
die man daar in het spiegelglas,
met die bekende regenjas,
was die niet dood?


Archief 2017