Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 dagelijkse en vanaf 1 januari 2020 wekelijkse, maar daarna toch weer iets vakere rubriek met gedichten en gedachten daarover. Het levensmotto blijft: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links naar het volgende. Handiger zijn deze links: daarmee ga je naar de 
inhoudsopgaven van 2024-1 (A t/m K) en 2024-2 (L t/m Z), 2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z), 
2022-1 (A t/m K), 2022-2 (L t/m Z) 2021-1 (A t/m K), 2021-2 (L t/m Z), 2020-1 
(A t/m K), 2020-2 (L t/m Z), 2019, 20182017 en 2016.

Week 4 - Peter Verhelst: Als je geen...

woensdag 25 januari 2017

Hoor jij dat ook, dat geluid
van meeuwen, maar geen zee? Onmogelijk

na te gaan waar herinnering begint en droom
eindigt. Hou je koude handen onder je kleren

nu de wind opsteekt. Twee wapperende vlaggen
zijn we. Het gevoel dat alles zich achter een deur afspeelt
en dat je ervoor in de rij kan gaan staan.

Twee hevig wapperende vlaggen.
Alsof we iets ongereps betreden

wat er altijd zal zijn, zeg je hees,
met opgetrokken schouders, mond open, samengeknepen ogen,
een waterdruppel valt in mijn nek.

Neem het jongetje dat je bent
geweest op schoot. Troost hem.

Je legt je handen op mijn borst,
we gaan zo hoog mogelijk op onze tenen staan.

2015
 

Niet Hannah van Binsbergen, maar Peter Verhelst won gister de Herman de Coninck-prijs met zijn bundel Zing zing. Hij won ook de Vlaamse publieksprijs voor het mooiste gedicht en dat is het bovenstaande: Als je geen contact meer hebt met de dingen. Helemaal naast zat ik er overigens niet, want Hannah van Binsbergen won wel de Herman de Coninck-prijs voor het beste debuut.

Als je geen contact meer hebt met de dingen is het tweede van zes gedichten in de reeks Alsof we onszelf naar een zonsverduistering zagen kijken. En dat is de eerste van de zes reeksen waaruit de bundel Zing zing is opgebouwd.
In deze eerste reeks maken een man en een vrouw een bergwandeling, weten we al, want het eerste gedicht is getiteld 
Uren waren we aan het klimmen en het zesde De dag dat we van de berg afdaalden. Maar verder heb ik nog veel te raden over, ook in het bovenstaande bekroonde gedicht. Die man en die vrouw hebben verledens en verlangens: Onmogelijk na te gaan waar herinnering begint en droom eindigt. En er valt nog pijn te verwerken: Neem het jongetje dat je bent geweest op schoot. Troost hem. Misschien zijn ze nog niet lang samen, want het voelt alsof we iets ongerepts betreden, waarvoor we zo hoog mogelijk op onze tenen gaan staan. Of is dat ongerepte niet hun gezamenlijke toekomst, maar het berglandschap waarin zij zich dan bevinden?
Het is dan ook erg schrikken als je aan de laatste reeks van bundel toekomt, want dat zijn
Gezangen van de onverrichterzake en daarin komen we diezelfde man en vrouw tegen, maar nu als er, in figuurlijke zin, weinig uitzicht voor hen rest, want ze bevinden zich op het dak van een huis als de wereld (na de zondvloed?) verdrinkt. Het laatste gedicht:

We hadden een lichte soort
gezang moeten worden en dat werden we maar niet
zoals we hadden voorzien
of verzon iemand van ons toch als eerste

dat een vorm van iets of iemand
hier had kunnen staan

voor ons, de overblijvers, de achtergeblevenen
en dat die een hand op onze keel legde.

Wie ben je, schreeuwden we.
Wie ben je, schreeuwde het in ons gezicht.

Hoe jammer
dat het zo lang duurde (hoeveel sloegen er
over de rand) eer we begrepen dat het niet ging
om de gezangen, maar om het trillen te voelen.
Dat wij het zelf waren in een kring,
de handen op elkaars keel

en nog langer voor we wisten
dat dit ons zingen zou worden:
we hebben getrild om aan wie of wat ook
die trilling te hebben doorgegeven,

onverrichterzake,

Maar wel onze liefste, kleine, juichende onverrrichterzake.


Een gedicht over het feit dat ons leven geen doel heeft, maar dat ons doel is te leven? Immers:
het ging niet om de gezangen, maar om het trillen te voelen en we hebben getrild om aan wie of wat ook die trilling te hebben doorgegegeven. Weliswaar onverrichterzake, maar wel onze liefste, kleine, juichende onverrichterzake.

Ik geloof nooit dat een Nederlandse publieksprijs naar een gedicht uit deze bundel van Peter Verhelst zou zijn gegaan, waaraan nog zoveel valt te ontdekken. Daarvoor denken wij, in tegenstelling tot de Vlaming, te veel met het hoofd en te weinig met het hart. Ook op die constatering hoop ik deze week nog terug te komen. 

 

Archief 2017