Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 dagelijkse en vanaf 1 januari 2020 wekelijkse, maar daarna toch weer iets vakere rubriek met gedichten en gedachten daarover. Het levensmotto blijft: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links naar het volgende. Handiger zijn deze links: daarmee ga je naar de 
inhoudsopgaven van 2024-1 (A t/m K) en 2024-2 (L t/m Z), 2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z), 
2022-1 (A t/m K), 2022-2 (L t/m Z) 2021-1 (A t/m K), 2021-2 (L t/m Z), 2020-1 
(A t/m K), 2020-2 (L t/m Z), 2019, 20182017 en 2016.

Week 48 - Leo Vroman: Voor wie dit leest

zondag 27 november 2016

Gedrukte letters laat ik U hier kijken,
maar met mijn warme mond kan ik niet spreken,
mijn hete hand uit dit papier niet steken;
wat kan ik doen? Ik kan U niet bereiken.

O, als ik troosten kon, dan kon ik wenen.
Kom, leg Uw hand op dit papier; mijn huid;
verzacht het vreemde door de druk verstenen
van het geschreven woord, of spreek het uit.

Menige verzen heb ik al geschreven,
ben menigeen een vreemdeling gebleven
en wien ik griefde weet ik niets te geven:
liefde is het enige.

Liefde is het meestal ook geweest
die mij het potlood in de hand bewoog
tot ik mij slapende voorover boog
over de woorden die Gij wakkerleest.

Ik zou wel onder deze bladzij willen zijn
en door de letters heen van dit gedicht
kijken in Uw lezende gezicht
en hunkeren naar het smelten van Uw pijn.

Doe deze woorden niet vergeefs ontwaken,
zij kunnen zich hun naaktheid niet vergeven;
en laat Uw blik hun innigste niet raken
tenzij Gij door de liefde zijt gedreven.

Lees dit dan als een lang verwachte brief,
en wees gerust, en vrees niet de gedachte
dat U door deze woorden werd gekust:
ik heb je zo lief.

1949


Beroemd gedicht van grote dichter: Leo Vroman. Leefde van april 1915 tot februari 2014 en was dus een bijna-honderdjarige. Ik denk aan het verhaal over de honderdjarige van Godfried Bomans. Misschien moet ik niet alleen poëzie, maar ook proza gaan bespreken...

In poëzie-analyses van Vromans werk in het algemeen en dit gedicht in het bijzonder is te weinig aandacht gewijd aan zijn vermeend terloopse, maar intussen zo zorgvuldig gekozen interpunctie. In mijn toelichting zal ik daarop, op een later moment, terugkomen. Net zoals natuurlijk op de zevenmijlslaarzenstap van
U tot - pas in de laatste regel - Jij.

Op mij heeft een ander Vroman-gedicht onuitwisbare indruk gemaakt: Hotel Valmonte, Berg en Dal, 4 mei 1980. Het is het slotgedicht van de bundel Nieuwsgierig (1980), waarvan hieronder een fragment:

[...]

Weer dus een vriend van ons zijn liefde kwijt

voor een van onze innigste vriendinnen.
kan je geen zwavelzure zalf verzinnen
die extra ogen in hem openbijt?

Hoe is het mogelijk dat na al die jaren
haar heerlijkheid voor hem onzichtbaar wordt?
Zullen we vragen of ze binnenkort
alles bij ons over komen paren?

Want ze liggen rillend naast elkander en
elkanders lieve ademtocht en namen
gieren als door openslaande ramen;
hun dekens die in sneeuw veranderen
hun vingertoppen tierend van verdriet
houden hun moneculen niet meer samen.
Hetzelfde kent ineens hetzelfde niet.

Hij heeft al in een ander liggen prikken
dus de kwestie (liefste) is hoe maken wij
zijn penis weer van vreemde smetten vrij?
Anders laat ze die, met hem erbij,
in het overspeelse spek stukstikken.

Ik kan dat allemaal niet goed begrijpen.
Hoe kan hij toch zo slordig naast haar mikken
en haar tien meter naast haar billen knijpen?

Zelfs ik wil haar meer kussen dan hij kan
maar zou verdorren in een vreemde schoot
want onder jouw kleren kan niets anders bloot
en onder vreemde o daar ril ik van...

Archief 2016