Gedicht gedacht

 Poëzie is alledaags in de zin dat het voor iedere dag is (Carol Ann Duffy)

Een sinds 2016 dagelijkse en vanaf 1 januari 2020 wekelijkse, maar daarna toch weer iets vakere rubriek met gedichten en gedachten daarover. Het levensmotto blijft: ik ben onderweg om mooie dingen aan te raken.

------

Voor wie een handvat zoekt:
Met de pijl rechts van ARCHIEF (zie onderaan deze pagina) ga je terug naar het vorige jaar;
met de pijl links naar het volgende. Handiger zijn deze links: daarmee ga je naar de 
inhoudsopgaven van 2024-1 (A t/m K) en 2024-2 (L t/m Z), 2023-1 (A t/m K) en 2023-2 (L t/m Z), 
2022-1 (A t/m K), 2022-2 (L t/m Z) 2021-1 (A t/m K), 2021-2 (L t/m Z), 2020-1 
(A t/m K), 2020-2 (L t/m Z), 2019, 20182017 en 2016.

Week 44 - Martinus Nijhoff: Het kind en ik

zaterdag 05 november 2016

Ik zou een dag uit vissen,
ik voelde mij moedeloos.
Ik maakte tussen de lissen
met de hand een wak in het kroos.

Er steeg licht op van beneden
uit de zwarte spiegelgrond.
Ik zag een tuin onbetreden
en een kind dat daar stond.

Het stond aan zijn schrijftafel
te schrijven op een lei.
Het woord onder de griffel
herkende ik, was van mij.

Maar toen heeft het geschreven,
zonder haast en zonder schroom,
al wat ik van mijn leven
nog ooit te schrijven droom.

En telkens als ik even
knikte dat ik het wist,
liet hij het water beven
en het werd uitgewist.

1934


Hij zou een dag uit vissen. Dat is een mooi begin van een verhaal. Maar hij voelde zich moedeloos. Of staat daar helemaal niet: maar hij voelde zich moedeloos? Staat er juist: want hij voelde zich moedeloos? Ja, dat moet het zijn. Niet: hij wilde gaan vissen, maar voelt zich neerslachtig. Juist: hij hoopt zich door te vissen beter te gaan voelen. Nou ja, beter te voelen: in elk geval inspiratie op te doen. 
Dit is namelijk een
visser die vist zonder hengel. Hij vist dus naar iets anders. Anders dan de echte visser tuurt hij niet geduldig afwachtend over het water. Hij is juist zeer actief. Amper vertrokken maakt hij al tussen de lissen met de hand een wak in het kroos.

We lezen een gedicht van Martinus Nijhoff (1894-1953). We verdiepen ons in zijn poëzieopvatting. "Een dichter schreit niet", vond hij. Wie zijn emoties uit in een gedicht, is geen dichter, maar een kweler. Zo iemand zie je wenen om bloemen in de knop gebroken. Een dichter niet. Die stelt zichzelf niet centraal, maar zijn gedicht. Hij 'ont-persoonlijkt'. 
We zijn dus al een stuk verder als we
 Het kind en ik lezen vanuit de wetenschap dat Nijhoff schrijven niet zag als de verwoording van een emotie of een idee, maar als een transformatie. Die heeft, geholpen door kennis van de taal en beheersing van literaire techniek, een gedicht tot resultaat. 

De transformatie kost de ik-figuur moeite. Misschien is hij daardoor moedeloosHij weet wat hem te doen staat: aan de slag! Doordringen tot de zwarte spiegelgrondDoor het kroos weg te scheppen - niet letterlijk, maar figuurlijk - gaat er een nieuwe wereld voor hem open: een tuin onbetreden.
Het kind aan zijn schrijftafel stond te schrijven op een lei. En de dichter weet wat het schrijft: het woord onder de griffel herkende ik, was van mij. Het zijn zijn eigen woorden. Is hij dat kind?

Ja en nee. Hij is dat kind geweest. Hoe ouder je wordt, hoe verder je van het kind in jezelf, van je oorsprong, komt af te staan. Ik schreef het al: Nijhoff beschouwt dichten als iets anders dan individuele gevoelens aan het papier toevertrouwen. Het komt voort uit iets wat achter, onder het persoonlijke ligt. Ook letterlijk: wat achter je ligt. Om te dichten moet je terug naar de oorsprong, naar de bron.
Deze dichter moet dus het gat 'dichten' tussen het moedeloos voelen van het nu en het tijdloos zijn van 'al-tijd'. Van dat tijdloze hebben we alleen in ons diepste bewustzijn notie. De dichter wil doordringen tot zijn on(der)bewuste. En het lukt hem, want
er steeg licht op van beneden.

Maar als hij daarin geslaagd is, waarom staat er dan vervolgens niet
en toen heeft het geschreven? Er staat immers: maar toen heeft het geschreven.
Het kind staat niet voor de inspiratiebron voor dit ene gedicht, maar voor
al wat ik van mijn leven nog ooit te schrijven droom. Het kind staat voor de oerherinnering: het tijdloos onbevangen beleven. Daarom staat er zonder haast en zonder schroom. Bij volwassenen is dat verloren gegaan. Die voelen zich vaak moedeloos. Zelfs de dichter. Of misschien wel: vooral de dichter. Totdat hij vist in zijn dromen en zijn herinneringen. Met en in plaats van maar toen heeft het geschreven, zou alles al zijn herkend en is die zoektocht vervuld; nu is die nog volop bezig.


Marinus Nijhoff in Het Rode Huis


Poëzie is het schrijven van wat onbewust wordt geweten. Oftewel: de realisering van wat de dichter reeds droomde, voorvoelde. Vandaar:
telkens als ik even knikte dat ik het wist. Nijhoff beschouwt zichzelf niet als de schepper van de woorden, maar - door het vissen - als de vinder ervan. Het gedicht schrijf vervolgens zichzelf.
Als dat gebeurd is, begint alles weer opnieuw. Als je het eeuwige, tijdloze even hebt aangeraakt, is het weer weg:
hij liet het water beven en het werd uitgewist. De dichter kreeg contact met een diepere, onbewuste laag van zijn bewustzijn. Die betovering leidde tot beelden. Hij zette ze om in woorden en daarmee smeedde hij een gedicht. Nu is het klaar.

Nou ja, klaar... Nu is de lezer aan de beurt. Lezen is evengoed een vorm van vissen. Het kind in de dichter staat aan de basis van het schrijven van gedichten; het kind in de lezer tot het doorgronden ervan.
Ook de lezer kijkt in de diepte om tot het licht te komen, om verlicht te worden en toegang te krijgen tot zijn
tuin onbetreden, waardoor het oorspronkelijke weten tot bewustzijn komt. En wat hij leest, is vanzelfsprekend iets anders dan wat de dichter schreef. Om Nijhoff, maar nu uit ander werk, nog maar eens zelf te citeren: Lees maar, er staat niet wat er staat.

En omdat deze tekst is uitgesproken bij de presentatie van het eerste beeldgedicht, geldt ook:
Kijk maar, je ziet niet wat je ziet.

Archief 2016