zondag 24 augustus 2025
Klein afscheid
Mijn vader verdwaalt
mijn vader verdwaalt in de tijd
zit urenlang in gloeiende paniek
voor de kalender want de geheime
formule is kwijt en ik die almaar
dieper mee in zijn donkere spelonken
afdaal krijg het vreselijk benauwd
omdat ik het niet meer uitgelegd
krijg, bijna zelf niet meer begrijp
hoe en waarom een dag, een week
voorbijgaat en hoelang dat dan wel
duurt en neen, dat je tijd dus niet
in zijn achteruit krijgt terwijl hij
vertelt dat hij vandaag, ja daarnet
met zijn collega’s nog dat probleem
met het kraken van koolwaterstoffen
keurig heeft opgelost en ik dus enkel
kan glimlachen om zijn spontane trots
van nu alweer meer dan dertig jaar oud
2015
Voor het schrijven van een boek maak ik de keuze drie gestorven vrienden ‘aan te raken’. Ik schrijf het tussen aanhalingstekens: ‘aanraken’. Nu opnieuw. Om het werkwoord te benadrukken, want dat raakt me en het raakt me steeds vaker aan.
Mijn levensmotto is al sinds jaar en dag dat ik onderweg ben om mooie dingen aan te raken. Dus om me te laten raken. Dat ‘onderweg zijn’ voor ‘mooie dingen’ ontleende ik, bijna twintig jaar geleden, letterlijk aan de liedtekst Mooie dingen. In het lied dat Jurrian van Dongen in 2006 voor Jenny Arean schreef, keert in het refrein die zin steeds terug, zoals hier:
En ineens, als-ie dat staat aan te prijzen,
snapt-ie dat het in het leven om twee zaken gaat:
de liefde te herkennen, vroeg of laat,
en onderweg de mooie dingen aan te wijzen.
Die liedtekst bestond nog niet toen ik mijn colleges gaf aan groepen cultuurliefhebbers. Die cultuurcolleges hadden als titel:‘Laat je raken! Daarom koos ik er met mijn levensmotto voor onderweg te zijn om ‘mooie dingen’ niet ‘aan te wijzen’, maar ‘aan te raken’. Want pas die formulering raakt de ambiguïteit: je raakt iets aan om je te laten raken.
Mijn vader krijgt ontzag
banken ziekenhuizen en gerechtsgebouwen
zijn in zijn hoofd uitgegroeid tot mythische
plekken, onneembare burchten en tempels
waar halfgoden en helden hun intrek hebben
genomen: Geniale Professoren, Directeuren
Advocaten en Doctoren en wie je zonder meer
en in alle omstandigheden de opperste eerbied
verschuldigd bent, want ze leiden ons toch
steevast naar het licht en regeren de wereld
voortaan op feilloze wijze en in het almaar
benauwender, kleveriger wordende web
van zijn dromen is hij de laatste dagen
ook meestal een van hen en ziet hij
hoe zijn vader nog altijd streng maar
eindelijk goedkeurend op hem toekijkt
Ik begon deze bijdrage met de opmerking dat ik voor het schrijven van een boek de keuze maak drie gestorven vrienden aan te raken. In dat boek haal ik mijn persoonlijke herinneringen op. Tijdens de voorbereiding daarop herlees ik onder meer mijn uitvoerige correspondentie met elk van hen terug. Daarmee komen veel ontmoetingen en gesprekken weer boven en dat raakt me.
Mijn vader stroomt over
ik had gedacht dat hij steeds
minder, steeds stiller zou worden
een langzaam opdrogende rivier
maar ergens stroomopwaarts
is vannacht een dam doorgebroken
en sindsdien stromen woorden
onstuitbaar deze kamers in
waar wij nog verwoed proberen
om ertegenop te roeien of
ons aan wrakhout drijvende
te houden maar stilaan moeten
toezien hoe hij, hoe wij geen greep
meer krijgen op zijn volledig
vloeibaar geworden werkelijkheid
Over een van deze drie vrienden mijmerde ik vanochtend tijdens een lange ochtendwandeling met de honden door onze fraaie Franse omgeving. Opeens moest ik denken aan de bijzondere dichtbundel die in zijn geheel gaat over aanraken en aangeraakt worden. Aanrakingen is de toepasselijke titel en Marc Tritsmans is de auteur. Hij is inmiddels 66 jaar en dichter van al zo’n vijftien bundels. Toch is de Antwerpenaar in Nederland amper bekend. Ten onrechte. Over die bundel zou ik vandaag willen schrijven in deze rubriek, maar die staat natuurlijk ver hier vandaan de Zuid-Hollandse boekenkasten aan te raken – op een plank na heel veel Marten Toonder en vóór een enkele Antoine Uitdehaag –, dus daar heb ik nu niets aan.
Mijn vader is leeg
zodra wij in de wereld komen
begint in elk van ons een reservoir
vol te stromen met herinneringen
en eerst zat er bij mijn vader
een klein gaatje in de zijwand
niets ergs, hij kon het vaak nog
zelf met de vinger dichtstoppen
maar algauw had hij aan tien
vingers niet meer genoeg en nu
ook de bodem is weggeslagen
beweegt en leeft hier voor ons
deze lege man die wij niet kunnen
herkennen, die ons niet herkent
want vlak achter zijn ogen galmt
dat driegende, donkere niets
nee, met de dood leren wij wel leven
maar niet met deze man van wie nog
levend het hele leven al werd gewist

Nee, Marc Tritsman zijn bundel Aanrakingen heb ik niet binnen handbereik. Maar ik schreef er al over in de vorige, inmiddels opgeheven versie van deze rubriek. En die digitale bijdrage kan ik hier, in ons Franse dorpje, wél aanraken.
Mijn vader is van de wereld
met zijn tweeën nog eens naast elkaar
hij nu helemaal van de wereld
enkel nog zwijgend, ademend daar
zij die eindelijk tot een vergeten
zachtheid weer toegang vindt
in dit aarzelend gebaar
twee vingers die amper raken
en na al die jaren van krachteloos
vloeken en vechten tegen elkaar
en dat geniepig knagend verval
de strijdbijl voorgoed lijken te begraven: één
ogenblik reizen ze samen terug naar betere tijden
in het kleinste afscheid dat ik ooit heb gezien
In Aanrakingen raakt Tritsmans heel veel aan, letterlijk en figuurlijk. Zoals in de cyclus Klein afscheid, die bestaat uit de zes gedichten die zich hier vandaag laten lezen. Ze gaan over de vader die dement wordt en sterft. Van verdwalen tot verdwijnen. Hierboven lees je de eerste vijf van die zes gedichten. In het vijfde bezoekt de echtgenote haar demente man aan zijn sterfbed. Samen met hun zoon, de dichter, die het kleinste afscheid dat ik ooit heb gezien observeert en - met geen woord teveel - noteert. En daarna? Dat verwoordt Tritsmans in het slotgedicht: Zo zal het voortaan dus verdergaan: alles voorgoed en voor het eerst zonder hem […] tot ook ik overboord val.
Mijn vader is verdwenen
na 19.796 dagen met
is dit mijn eerste dag
op aarde zonder vader
en dat is zwaar om dragen
mijn eerste wandeling
door die zo vertrouwde
bossen zonder deze man
ergens op de achtergrond
gaat moeizaam, ja zelfs
wat gebogen en zo zal het
voortaan dus verdergaan:
aslles voorgoed en voor het
eerst zonder hem, mijn beurt
nu om vooraan op de boeg
in regen en wind, geen hand
voor ogen noch boven het hoofd
met enig aplomp te verkondigen
waarheen dit zwalpende schip
moet worden gestuurd
tot ook ik overboord val
Wordt vervolgd