Gedicht gedacht

 

Poëzie is niet alleen om te lezen, maar ook om ermee te leven
Gerrit Kouwenaar


Een rubriek met gedachten over gedichten. Met, sinds najaar 2016, bijna tien jaar achtereen
dagelijks een nieuwe bijdrage: een gedicht en mijn toelichting daarop.
Voorjaar 2025 verwijder ik de inmiddels meer dan drieduizend afleveringen en begin
opnieuw. ‘Klassieke’ gedichten keren terug, maar met nieuwe(re) gedachten daarover;
daarnaast blijft er natuurlijk ruimte voor pas ontdekte bundels en dichters.
Een niet meer dagelijkse, maar wekelijkse rubriek. Met een weekgedicht dus – ook in
figuurlijke betekenis, want ik houd van poëzie die week maakt, die raakt.
Mijn levensmotto is immers dat ik onderweg ben om mooie dingen aan te raken. 


Poëzie is alledaags in die zin dat zij voor iedere dag is
Carol Ann Duffy



Ga rechtsreeks naar de inhoudsopgave.

Week 17 - 11. Judith Herzberg [2]

zondag 27 april 2025

Dinsdag 

Nooit mij geboden je te helpen
gehoorzaam te zijn, je te omhelzen
nooit mij verzocht je te beloven
beterschap, spijt te betonen
nooit moe geweest, of onbenaderbaar
of zelfs maar ‘een beetje bedroefd’
zoals moeders zo aardig doen.

Compleet en volledig alleen
in een leven dat toch met koffie
en thee steeds werd uitgedeeld.

Gevaarlijk? welnee, zei je, bombardementen trotserend
ik zit net zo lief in de laatste coupé
als ze schieten, schieten ze toch op de locomotief.

o eigenlijkste moeder nu je gaat verhuizen
begint het oude schrijnen dat jou niet beangst
omdat je stap voor stap verzet
en niet verlangt naar welke vorm dan ook
van eeuwigheid – de priester lach je weg – 
je werkelijkheid ligt in de winkels.

Maar je bent moe, ik hoor het aan het slepen
van je voeten, zie het aan je gezicht,
de muiltjes van je ogen uitgesleten.

1968


Onlangs verscheen Rivka in druk, het toneelstuk van Judith Herzberg dat in 2022 voor het eerst is opgevoerd. Herzberg is van 1934, dus was toen al 88 jaar. In dat toneelstuk is Rivka het dochtertje van het jonge Joodse echtpaar Erna en Jacob, die halverwege de Tweede Wereldoorlog in een Amsterdamse bovenwoning wachten tot de Duitsers hen komen ophalen voor transport naar ‘het oosten’. Zowat iedereen uit hun straat is al opgehaald. Zojuist hebben ze Rivka meegegeven aan een niet-Joodse vrouw. Die kreeg zelf onlangs een miskraam; het redden van het dochtertje van Erna en Jacob beschouwt zij als haar ‘christenplicht’. 




Ally Smid interviewde Judith Herzberg maart 2024 voor Trouw. Enkele fragmenten:
Naar haar idee is Rivka misschien wel haar beste stuk ooit. Alleen al op papier is het een huiveringwekkend schouwspel, halverwege de Tweede Wereldoorlog in Amsterdam, waarbij een jong stel panisch spullen aan het inpakken is. Het speelt zich af in één kamer waar deze Erna en Jacob net hun baby hebben meegegeven aan iemand die ze nauwelijks kennen. Beiden zijn totaal onzeker over wat er met hen gaat gebeuren. Alleen het ledikantje moet nog uit elkaar gehaald worden en verstopt, want het zou verraden dat er een kindje was. […]
Rivka is het verhaal over onzekerheid, angst en dreiging, over moeten vluchten. ‘Heel actueel dus’, zegt Herzberg. ‘Je kunt het ook laten slaan op mensen die nu moeten vluchten. Niet weten wat je mee moet nemen. Niet weten of jij of je geliefde of je kind het redt. En of je die ooit terugziet.’ […]
Haar vader, advocaat en schrijver Abel Herzberg, en zijn vrouw Thea Loeb werden via Barneveld naar Westerbork gedeporteerd. En vandaar op transport gezet naar concentratiekamp Bergen-Belsen. Ze overleefden de oorlog. Het was Jo die de kleine Judith in september 1943 vanuit Barneveld meenam naar Amsterdam.





Over die Jo schreef Judith Herzberg in 2022 een boek. Trouw:
Een hartverscheurend liefdevol en lichtvoetig memoir als eerbetoon aan een vrouw die Herzbergs leven heeft gered. Een bundel met teksten en foto’s van Jo en het gezin Herzberg, tekeningen en ‘fliedertjes’ die Jo altijd had bewaard. ‘Ik wilde Jo, en mensen zoals zij was, in het daglicht zetten. Ik ging er niet vanuit dat anderen het mooi moesten vinden. Ik heb geboft met al die moedige mensen aan wie ik mijn leven te danken heb. Onderduikouders. Iedereen die mij niet heeft verraden. Ik ben onlangs nog in Brabant geweest, waar Jo vandaan kwam. Een verre neef, die haar goed had gekend, vertelde me dat ze terug bij haar familie niet meer over de oorlog wilde praten. Dat heb ik ook een beetje.’

 



Ik nam de bundel Jo erbij, want ik herinnerde me dat daarin het gedicht van vandaag staat: Dinsdag. Dat gaat over Jo. Judith Herzberg in Jo:
Waarom die titel Dinsdag? Heb ik niet onthouden. Het boekje waar dat in staat [de bundel Beemdgras, FV), is uit 1968, de tekst van eerder, dus verser na de oorlog – wat ik er toen bij dacht, daar kan ik nu niet meer bij. Misschien was dinsdag wel de dag waarop Jo ons elke week bezocht toen we in De Biezen, in Barneveld, opgesloten waren. [In dat Joods tehuis verbleef de familie Herzberg in 1943, maar in september van dat jaar ontruimden de Duitsers het onderkomen en de bezetter deporteerde alle Joden naar Kamp Westerbork; Judith en haar broer en zus wisten te ontkomen. FV] Ja, eigenlijk zal dat wel mijn associatie geweest zijn, toen die regels me invielen. Daar slaat dan ook dat deel van de tekst op dat begint met Gevaarlijk?
Om van Amsterdam, waar Jo intussen een nieuwe betrekking had, naar Barneveld te komen, dat deed ze per trein. Elke week kwam ze naar het hek. Was daar prikkeldraad? Dat weet ik niet meer. Wel weet ik dat ze door of over dat hek heen toch nog dingen wist door te geven. Aan mijn moeder? Er was iets over een broodje dat eruitzag als een zacht puntje, maar dat helemaal uitgehold was en gevuld met boter. Roomboter, dat was kostbaar. Blijkbaar hadden ze dat nog in de stad, waar Jo toen al die nieuwe betrekking had. Als ik er nu nog naar kon vragen, zou ze wel toegeven dat die boter was uit het rantsoen van ‘mevrouw’ […]. Echt iets ontvreemden dat zou Jo nooit doen, maar als je wist dat ergens honger was – of meer honger dan je zelf had – nou ja, en als degene wie het rantsoen eigenlijk toekwam zich nooit met de huishouding bemoeide – kortom, elke week kwam er, op een vaste dag, wel iets kostbaar-lekkers door dat hek en als er gevraagd werd of dat reizen per trein niet gevaarlijk was, dan weet ik nog dat wat ik in Dinsdag opgeschreven heb haar woorden waren. Zoiets zou ik, achteraf, nooit hebben verzonnen. 
Grappig dat […] anderen nooit hebben gemerkt dat het niet over mijn moeder ging. Eigenlijkste moeder is blijkbaar niet genoeg om duidelijk te maken dat het een ander betrof dan de buikmoeder.
Het begin van het gedicht zou ook, dacht ik toen ik het schreef, duidelijk maken dat het niet over een werkelijke moeder ging. Het is zelfs bijna sarcastisch: zoals moeders zo aardig doen. Zoals ik zelf ook gedaan moet hebben toen ik later moeder was: mijn kinderen […] moesten me soms helpen, ze moesten gehoorzaam zijn, me af en toe ook omhelzen, ze moesten spijt en beterschap beloven etc. Allemaal onvoorstelbaar bij Jo. Hoewel ik vaak toenadering zocht, wilde zoenen en omhelzen, ook heel veel later nog, dan werd dat afgeweerd. ‘Judith, doe niet zo raar!’ Ik geloof niet dat ik ooit bij haar op schoot heb gezeten., dat soort intimiteit was voorbehouden aan mijn moeder. Misschien expres, terughoudend, om rivaliteit tussen twee volwassenen te vermijden? Mijn moeder is toen ik nog heel klein was te rade gegaan bij een opvoedkundige dat heeft ze me eens verteld. Die zou hebben gerustgesteld: twee moeders, juist een voorrecht.

Waarom zo uitgebreid? De uitgegeven toneeltekst van Rivka ontroerde me diep. Daarin toont Herzberg zich juist de meester in het zwijgen. Erna en Jacob blijven maar in- en uitpakken, want voor wat hun zal overkomen, zijn toch geen woorden. Het herlezen van Jo – in haar proza is Herzberg  veel ‘spraakzamer’ dan in haar poëzie – raakte me niet minder. Speelt de huidige tijd met die zorgelijke oorlogsdreiging een rol? Ik vrees het wel. 

Archief 2025